Foto: Pixabay, PublicDomainPictures
Kinderrechtenverdrag
Het Internationaal Verdrag inzake de rechten van het Kind (IVRK) geeft minderjarige kinderen extra bescherming. Bij een ontruiming is met name artikel 3 lid 1 van belang:
“Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk welzijn of door rechterlijke instanties, bestuurlijke autoriteiten of wetgevende lichamen, vormen de belangen van het kind de eerste overweging.”
De rechtbank stelt over deze bepaling de volgende prejudiciële vragen aan de Hoge Raad:
Toetsingscriterium
1. Kan het in art. 3 lid 1 IVRK opgenomen criterium zodanig worden ingevuld dat het een handvat geeft voor toetsing in concrete gevallen? Zo ja, hoe luidt die invulling?
2. Welke rol speelt verwijtbaar gedrag van de ouders daarbinnen?
3. Vormt dat criterium voor de rechter een opdracht, althans legitimatie, om ook de kwaliteit van de opvangvoorziening te toetsen?
Onderzoek
4. Hoe actief moet de rechter zijn? Wat dient hij, desnoods ambtshalve, te onderzoeken?
5. Wat mag de rechter daarbij qua aanlevering van gegevens van partijen verwachten?
6. Staat het de rechter in de betrokken zaken na daartoe verkregen instemming van partijen vrij om ambtshalve inlichtingen in te winnen bij gemeenten en hulpverlening? Kan gegeven de privacygevoeligheid van een en ander art. 3 lid 1 IVRK daartoe een toereikende grondslag vormen? Zo niet, hoe moet met die privacygevoeligheid worden omgegaan?
7. In hoeverre dient de rechter zelf andere instanties actief bij zijn onderzoek te betrekken? (Te denken valt aan de Raad voor de Kinderbescherming of de gezinsvoogd in geval van een OTS)
8. Verdient het aanbeveling om in gevallen waarin ook een bestuursrechtelijk traject wordt gevolgd behandeling van de civiele ontruimingszaak aan te houden totdat de betrokken corporatie als belanghebbende in het bestuursrechtelijk traject de mogelijkheid heeft om het gemeentelijk dossier in te brengen?
Beslissing en Motivering
9. Staat het de rechter, gegeven de antwoorden op voormelde vragen, (onder omstandigheden) vrij om de ontruiming toe te staan onder de voorwaarde dat wordt voorzien in adequate opvang voor de betrokken kinderen? En staat het hem vrij om iets te zeggen over de vraag wie die opvang dan moeten regelen?
Zo ja, welke ruimte mag de rechter op dat vlak aan de verhuurder laten:
- qua instandhouding gezinsverband
- qua aard, tijdelijkheid en duur van de voorziening
- qua tijdvak waarbinnen die moet worden gerealiseerd (vanwege de onzekerheid die aan een dergelijke constructie inherent is)?
Meer informatie
- Rechtbank Noord-Holland 14 november 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:11734 (eindvonnis)
- Rechtbank Noord-Holland 30 mei 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:5289 (tussenvonnis 1)
- Rechtbank Noord-Holland 8 oktober 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:10288 (tussenvonnis 2)
- Knderrechten onvoldoende beschermd bij huisuitzettingen (SchuldInfo 31 januari 2023)
- Belang van het kind bij huisuitzetting (SchuldInfo 27 mei 2022)