Verplichte terugvordering
Vanaf 2013 is de zogenaamde Fraudewet ingevoerd. Met deze wetswijzing zijn allerlei bepalingen in de sociale zekerheidswetten aangescherpt die betrekking hebben op een schending van de inlichtingenplicht. De term Fraudewet wekt de indruk dat het hier om opzettelijke benadeling gaat, maar er kan ook sprake zijn van een vergissing, vergeetachtigheid of onkunde.
Sinds invoering van de Fraudewet zijn gemeenten wettelijk verplicht om te veel ontvangen uitkering terug te vorderen. Bovendien is in de wet geregeld dat de gemeente gedurende de eerste 10 jaar niet mag instemmen met een schuldregeling tegen finale kwijting. Deze beperking geldt alleen voor schulden aan de gemeente waarvoor een boete is opgelegd. Een schuldregeling zonder finale kwijting mag wel. Maar dat is vaak heel nadelig voor de schuldenaar.
Bijvoorbeeld
Carolien heeft een schuld aan de gemeente van op dit moment € 5000 vanwege te veel ontvangen uitkering. Ze heeft al 6 jaar afgelost. Voor de schuldregeling kan 20% worden geboden, d.w.z. € 1000. Aangezien de gemeente niet mag instemmen met een schuldregeling tegen finale kwijting, zal Carolien na de schuldregeling die drie jaar duurt nog een schuld aan de gemeente moeten aflossen van € 4000.
Dwangakkoord en WSNP
Weliswaar is een schuldregeling tegen finale kwijting gedurende de eerste 10 jaar niet mogelijk, een dwangakkoord kan wel. Op verzoek van de schuldenaar, bijgestaan door de schuldhulpverlener, kan de rechter worden verzocht een weigerachtige schuldeiser te dwingen akkoord te gaan met de schuldregeling. De Hoge Raad heeft al in 2010 bepaald dat dit ook mogelijk is indien de schuldeiser - het betrof in casu het UWV - op grond van de wet niet mag instemmen met een schuldregeling tegen finale kwijting. Voor het UWV en de SVB geldt de 10-jaarregel namelijk al langer.
Bij het verzoek om een dwangakkoord moet ook een verzoek om toegelaten te worden tot de Wet schuldsanering natuurlijke personen (WSNP) worden gevoegd. Mocht het dwangakkoord worden afgewezen, dan wordt het verzoek om toelating WSNP in behandeling genomen.
Voor de WSNP geldt de voorwaarde dat de schuldenaar in de 5 jaar voorafgaand aan het verzoek ten aanzien van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden te goeder trouw is geweest. Dus na 5 jaar behoort toelating tot de WSNP al tot de mogelijkheden. Op grond van de hardheidsclausule kan in bijzondere situaties zelfs een kortere termijn gehanteerd worden. Dit is o.a. het geval wanneer de schulden zijn ontstaan in samenhang met psychische- en/of verslavingsproblemen en inmiddels deze problemen al meer dan een jaar met professionele hulp onder controle zijn.
Wetswijziging
Bij veel gemeenten verloopt een schuldregeling tegen finale kwijting moeizaam. De invorderingsafdeling vindt dat er in ieder geval 10 jaar terugbetaald moet worden. En wanneer schuldhulpverlening een dwangakkoord aanvraagt leidt dat tot veel onbegrip, met als gevolg dat dit maar weinig gebeurt. Ruim een jaar geleden is met kamerbrede steun een amendement aangenomen die er voor moet zorgen dat het verbod om in te stemmen met een schuldregeling regen finale kwijting alleen geldt wanneer de vordering is ontstaan door opzet of grove schuld. Eindelijk is het zo ver dat de wet per 1 januari 2022 wordt aangepast. Gemeenten, UWV en SVB mogen overigens vanaf 15 november 2021 al op de wetswijziging anticiperen.
Opzet of grove schuld
Of bij het ontstaan van de vordering sprake is van opzet of grove schuld kan afgelezen worden uit de boete die is opgelegd. De hoogte van de boete hangt namelijk af van de mate van verwijtbaarheid en is gelijk aan een percentage van het bedrag dat teruggevorderd wordt:
- bij aantoonbare opzet: 100%
- bij grove schuld: 75%
- bij geen opzet of grove schuld: 50%
- bij verminderde verwijtbaarheid: 25%
Het is overigens mogelijk dat bij de wat oudere vorderingen standaard een 100%-boete is opgelegd. Dit was namelijk in de wet uit 2013 zo geregeld. De Centrale Raad van Beroep heeft echter in een uitspraak op 24 november 2014 bepaald dat de boete afgestemd moet worden op de mate van verwijtbaarheid en toen de hiervoor genoemde vier categorieën onderscheiden. Pas per 1 januari 2017 is de wet hierop aangepast en zijn deze boetepercentages in de wet opgenomen. Mocht er standaard een 100%-boete zijn opgelegd dan moet in het individuele geval alsnog beoordeeld worden of er sprake is van opzet of grove schuld.
Overigens zal in de meeste gevallen geen sprake zijn van opzet of grove schuld en kan de gemeente, het UWV of SVB instemmen met een schuldregeling tegen finale kwijting.
Zie, om hiervan een indruk te krijgen, de volgende tabel met door de gemeenten opgelegde boetes, onderverdeeld naar de mate van verwijtbaarheid.
Schuldregelingen zonder finale kwijting ambtshalve herzien
Het UWV, SVB en de gemeenten mochten wel instemmen met een schuldregeling zonder finale kwijting. Wanneer een dergelijke regeling tot stand is gekomen, moet na een schuldregeling van drie jaar, het restant aan teveel ontvangen uitkering alsnog afgelost worden. Het is onbekend hoe vaak dit is voorgekomen. De wetswijziging maakt het mogelijk dat bij vorderingen waarbij geen sprake is van opzet of grove schuld, alsnog kwijtschelding wordt verleend. Schuldhulpverleners kunnen de oude dossiers napluizen om in deze gevallen alsnog een verzoek tot kwijtschelding van het restant in te dienen.
Het is nog beter dat de staatssecretaris, in het kader van rechtsgelijkheid tussen oude en nieuwe gevallen en tussen wel of geen dwangakkoord aanvragen, er bij de uitvoeringsorganisaties erop aandringt dat in deze gevallen ambtshalve kwijtschelding wordt verleend.
Kamerlid Senna Maatoug heeft hierom bij motie verzocht. Download hier de motie.
Meer informatie
- Aanpassing Verzamelwet SZW 2022
- Amendement van Peters en Bruins