Wat er aan voorafging
X heeft de afgelopen jaren een schuldenlast opgebouwd van € 22.219,29 aan twintig schuldeisers. Het is X niet gelukt om zelf een oplossing te vinden voor deze schulden. Met behulp van de gemeente Gouda heeft hij op 1 juli 2024 een schuldregeling aangeboden. Dit voorstel houdt in dat aan de schuldeisers met een recht van voorrang en de gewone schuldeisers een uitkering wordt aangeboden van 0%, tegen kwijtschelding van het restant van hun vorderingen.
KPN, Wehkamp, Ben, Odido, Vodafone Intrum, Essent, Univé, Texaco, NRG, Total Aurora, Esso en Total Bijleveld zijn niet akkoord gegaan met dit voorstel. Deze schulden bij deze schuldeisers maken 51,18% van de totale schuldenlast uit.
De overige acht schuldeisers hebben het aanbod (inmiddels) aanvaard.
Het verzoek
Om tot een oplossing voor zijn schulden te komen heeft de heer X op 17 september 2024 bij de rechtbank twee verzoeken ingediend. In de eerste plaats wil hij dat de rechtbank de schuldeisers dwingt mee te werken aan de schuldregeling (een dwangakkoord oplegt). Wanneer de rechtbank dit verzoek afwijst, wil hij worden toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (WSNP).
De beoordeling van de verzoeken
De rechtbank zal het verzoek van de heer X om een dwangakkoord op te leggen toewijzen. Hieronder wordt dit oordeel toegelicht.
Het beoordelingskader van een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord
Een verzoek tot oplegging van een dwangakkoord kan worden toegewezen als aan twee voorwaarden is voldaan. Ten eerste moet de rechtbank vaststellen dat de schuldbemiddeling op de juiste wijze is uitgevoerd door een daartoe bevoegde instantie. Ten tweede moet de rechtbank aan de hand van een belangenafweging vaststellen dat het onredelijk is dat verweersters weigeren in te stemmen met de aangeboden schuldregeling.
De schuldbemiddeling moet zijn uitgevoerd door een bevoegde instantie
De rechtbank stelt vast dat de schuldbemiddeling is uitgevoerd door de gemeente Gouda. Dat betekent dat wordt voldaan aan de door wet gestelde voorwaarden, namelijk dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij. Het voorstel is naar het oordeel van de rechtbank bovendien goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank moet een belangenafweging maken
Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrijstaat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt betaald. Tegelijkertijd is het belangrijk dat mensen met problematische schulden zicht hebben op een schuldenvrije toekomst. De wetgever biedt daar verschillende regelingen voor, waarbij mensen met schulden zich maximaal moeten inspannen om zo veel mogelijk af te lossen en daarna schuldenvrij verder kunnen. Schuldeisers moeten dan vaak wel afstand doen van een (groot) deel van hun vordering. Daarom kunnen schuldeisers alleen onder bijzondere omstandigheden gedwongen worden om in te stemmen met een aangeboden schuldregeling.
De rechtbank kan een zogenaamd ‘dwangakkoord’ opleggen wanneer de weigering van de schuldeiser in de gegeven omstandigheden onredelijk is. Om te kunnen beoordelen of dat het geval is, moet de rechtbank de belangen van alle betrokkenen afwegen: van de verzoeker zelf, van de weigerende schuldeiser(s) en van de schuldeisers die wél hebben ingestemd. Op basis van die belangenafweging is de rechtbank tot het oordeel gekomen dat een dwangakkoord hier op zijn plaats is.
De heer X heeft het maximaal haalbare voorstel gedaan
Het voorstel dat de heer X aan zijn schuldeisers heeft gedaan is het maximaal haalbare. Een beter voorstel is niet mogelijk. De heer X is tussen 2016 en 2020 dakloos geweest. Hij heeft in deze periode een goedkope auto aangeschaft, om in te kunnen ‘wonen’. De schulden aan Texaco, NRG, Total Aurora, Esso en Total Bijleveld zijn in 2019 ontstaan omdat X toen brandstof heeft ontvreemd om de autokachel aan te zetten en warm te blijven. Er is sprake (geweest) van psychische- en verslavingsproblematiek, die sinds langere tijd onder controle is. Het voorstel dat de heer X aan zijn schuldeisers heeft gedaan is gebaseerd op de PW-uitkering die hij, sinds 2021, ontvangt. Er is geen sprake van aflossingscapaciteit. De heer X is door de gemeente Gouda vrijgesteld van zijn sollicitatieplicht. Uit het overgelegde medisch rapport van 7 oktober 2024 van Calder Werkt volgt dat X niet over benutbare arbeidsmogelijkheden beschikt en niet in staat is te functioneren. Het is niet de verwachting dat de belastbaarheid op (korte) termijn zal wijzigen. De rechtbank stelt gelet hierop vast dat X duurzaam arbeidsongeschikt is. De heer X heeft sinds 21 september 2023 budgetbeheer. De (financiële) situatie is stabiel.
Deze regeling is in het belang van de andere schuldeisers
De vorderingen van verweersters bedragen met 51,18% een aanzienlijk deel van de totale schuldenlast. Dat brengt aan de ene kant mee dat niet snel kan worden geoordeeld dat het onredelijk is dat verweersters hebben geweigerd met de schuldregeling in te stemmen. Tegelijk kent de wet niet een bijzondere positie toe aan schuldeisers die een groot deel van de schuldenlast vertegenwoordigen. De rechtbank kan dus het dwangakkoord ook toewijzen wanneer de weigerende schuldeisers het grootste deel van de schuldenlast vertegenwoordigen.
Gelet op de duurzame arbeidsongeschiktheid van de heer X is ook in het wettelijk traject (WSNP) geen enkele uitkering aan de schuldeisers te verwachten, terwijl toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling wel tot hoge kosten zou leiden.
Argumenten van Texaco, NRG, Total Aurora, Esso en Total Bijleveld
Texaco, NRG, Total Aurora, Esso en Total Bijleveld hebben nog aangevoerd dat de schulden niet te goeder trouw zijn ontstaan. Bij de belangenafweging als bedoeld in artikel 287a lid 5 Fw, hoeft de aard van de vordering geen doorslaggevende rol te spelen, maar kan die het belang van die schuldeiser bij diens weigering benadrukken. De rechtbank is van oordeel dat die aard in dit geval niet van doorslaggevende betekenis is. Bovendien zijn de betreffende schulden in 2019 ontstaan en beperkt de goede trouw toets van artikel 288 lid 1 sub b van de Faillissementswet zich tot de drie jaar voorafgaand aan de dag waarop het verzoek (tot toelating tot de WSNP) is ingediend.
Het WSNP-verzoek is niet langer aan de orde
Omdat het verzoek tot het opleggen van een dwangakkoord zal worden toegewezen, heeft de heer [naam 1] geen belang meer bij zijn verzoek om te worden toegelaten tot de WSNP. Dat verzoek zal daarom worden afgewezen.
De beslissing
De rechtbank:
- beveelt verweersters in te stemmen met de schuldregeling;
- wijst het verzoek tot toepassing van de wettelijke schuldsaneringsregeling af.
Naschrift
Dit is de eerste gepubliceerde uitspraak waarbij de rechter schuldeisers dwingt in te stemmen met een voorstel tot kwijtschelding van de schulden. Voor X is dit het best denkbare resultaat. Van de een op de andere dag is hij schuldenvrij. Mocht het verzoek dwangakkoord worden afgewezen dan zou de rechter het verzoek toelating Wsnp hebben beoordeeld. Bij toelating tot de Wsnp zou de rechter de ingangsdatum waarschijnlijk hebben gesteld op de dag dat het voorstel aan de schuldeisers is gedaan, in dit geval 1 juli 2024. Er zouden dan (18-4 =)14 maanden resteren.
Een minnelijk voorstel en bij weigering een verzoek dwangakkoord is alleen verstandig te doen wanneer alle schulden bekend zijn. Mocht dat niet het geval of onzeker zijn, dan kun je beter het minnelijk traject vanwege het ontbreken van afloscapaciteit overslaan en direct Wsnp aanvragen, hetgeen sinds 1 juli 2023 expliciet in de wet is geregeld. De Wsnp werkt immers ook ten aanzien van de schulden die onbekend zijn. Dat levert dan een volledige schone lei op.
Meer informatie
- Rechtbank Den Haag 28 oktober 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:17767
- Zie ook: Rechtbank Den Haag 7 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:18467
- Moment van 0-aanbod is ingangsdatum wsnp (SchuldInfo 24 juni 2024)
- Achtergrondinfo schuldhulpverlening
- Achtergrondinfo Wsnp