Beslagvrije voet ten onrechte verlaagd vanwege meerderjarig inwonend kind
De deurwaarder heeft de beslagvrije voet op grond van het VTLB-rapport verlaagd vanwege de aanwezigheid van een meerderjarig kind. In het VTLB-rapport wordt onder 6.1.1. de verlaging genoemd vanwege de aanwezigheid van meerderjarige inwoners. Wanneer meerderjarige inwoners niet of te weinig bijdragen aan de kosten van inwoning, gaat het rapport uit van een fictief bedrag dat geacht wordt betaald te worden aan de schuldenaar. Dit bedrag wordt gerekend als extra inkomen en daarmee wordt de beslagvrije voet verlaagd.
In het VTLB-rapport waarnaar de deurwaarder verwijst, wordt nadrukkelijk vermeld dat het rapport een uniforme rekenmethode voor de berekening van het VTLB in wettelijke schuldsaneringen beschrijft. Dat bij de berekening van de beslagvrije voet mag worden aangesloten bij deze rekenmethode, berust op de eigen interpretatie van de deurwaarder. De deurwaarder dient zich aan de wet – in het bijzonder het hier toepasselijke wetsartikel 475d Rv – te houden en die biedt geen mogelijkheid tot de door de deurwaarder toegepaste verlaging. Evenals de kamer is het hof van oordeel dat uit niets is gebleken dat de omstandigheden van deze zaak een afwijking van het wettelijke systeem rechtvaardigen. Dit betekent dat dit klachtonderdeel gegrond is.
Een deurwaarder moet als geen ander op de hoogte zijn van de wijze van berekening van de beslagvrije voet. De deurwaarder kon dan ook weten – of had op zijn minst moeten onderzoeken – dat de door hem toegepaste Recofa-verlaging niet voorkomt in andere veelgebruikte rekenmodules van bijvoorbeeld de Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) en SchuldInfo. Daarbij benadrukt het hof dat beslaglegging op het inkomen van een debiteur een ingrijpend middel is, omdat een debiteur als gevolg daarvan nog slechts een inkomen ter hoogte van de beslagvrije voet overhoudt, waarvan hij de lopende kosten van bestaan moet voldoen. Het is dus van groot belang dat een deurwaarder die tot beslaglegging op het inkomen van de debiteur overgaat, de beslagvrije voet die voor de desbetreffende debiteur geldt, zorgvuldig vaststelt. Het hof is van oordeel dat de deurwaarder in dit geval bij de vaststelling van de beslagvrije voet niet zorgvuldig heeft gehandeld.
Het voorgaande brengt mee dat niet met de door de kamer opgelegde maatregel – een waarschuwing – kan worden volstaan. Het hof acht de maatregel van berisping passend en geboden. >>>Uitspraak
Naast beslag onder UWV en fiscus ook beslag op woning gelegd
De deurwaarder dient zich terughoudend op te stellen ten aanzien van het leggen van meer beslagen, aangezien dit extra kosten voor een schuldenaar met zich meebrengt. Voor het leggen van meer beslagen tegelijkertijd zal een goede reden moeten bestaan, wat van geval tot geval dient te worden beoordeeld. Tegenover (potentieel) voordeel van de opdrachtgeefster (Vereniging van Eigenaren) stond het nadeel van maken relatief hoge kosten ten laste van klaagster (€ 750 bij een openstaand saldo ad. € 1900). De deurwaarder heeft niet de terughoudendheid betracht die van hem had mogen worden verwacht. Klacht deels gegrond en deels ongegrond. Waarschuwing. Geen proceskostenveroordeling in hoger beroep. >>>Uitspraak
Naschrift: Merkwaardig genoeg komt in deze uitspraak niet aan de orde dat het tegelijkertijd beslag leggen onder het UWV en onder de belastingdienst (voorlopige teruggaaf belastingen) vanwege de beslagvrije voet die verdeeld moet worden, per saldo niets extra’s oplevert en alleen maar extra kosten met zich meebrengt.
Uitbrengen oproep om voor e-Court te verschijnen
Eerder heeft het hof Amsterdam geoordeeld dat het uitbrengen van een oproep om voor e-Court te verschijnen een ambtshandeling is, maar dat de kosten in het exploot met verwijzing van het Besluit tarieven ambtshandelingen gerechtsdeurwaarders (Btag) misleidend zijn.
Het Bureau Financieel Toezicht heeft over dezelfde kwestie een klacht ingediend, maar dan over het totaal aantal oproepen dat het deurwaarderskantoor heeft uitgebracht.
Het hof oordeelt wederom dat er sprake is van misleiding omdat voor de in rekening gebrachte kosten geen basis is te vinden in het Btag. Wel mocht de deurwaarder het vonnis ten uitvoer leggen omdat het in rekening brengen van kosten op zichzelf wel redelijk is.
Gelet op de aard van de handelwijze, die leidt tot financieel gewin voor het deurwaarderskantoor, en op de grote hoeveel dossiers waarin de verweten gedraging zich heeft voorgedaan, acht het hof de maatregel van een boete van € 7.500 passend. >>>Uitspraak
Brieven en e-mails binnen redelijke termijn beantwoorden
Van een deurwaarder mag worden verwacht dat hij brieven en e-mailberichten met betrekking tot een bij hem in behandeling zijnde opdracht binnen een redelijke termijn beantwoordt. Nu klager bij e-mail van 31 maart 2020 de deurwaarder heeft geïnformeerd over een nieuwe financiële tegenslag (in verband met de coronapandemie) en om opschorting van de regeling voor de duur van drie maanden heeft gevraagd, had de deurwaarder van die gelegenheid gebruik kunnen maken betrokkene mede te delen dat van een regeling geen sprake meer was. Door niet direct te informeren (of niet helder te communiceren), is klager meer dan drie maanden in de waan gelaten dat een (tweede) opschorting van de regeling tot de mogelijkheid behoorde. Eén bericht van het tegendeel, had klager kunnen bewegen tot actie waarmee zij mogelijk een ingrijpende beslaglegging had kunnen afwenden. Daarnaast is niet van enige (belangen)afweging gebleken. Gelet op de uitzonderlijke situatie in die periode rondom het coronavirus, waarin ook de beroepsorganisatie een beroep deed op haar leden om coulance te betrachten en onnodige kosten te voorkomen, was deze afweging wel op zijn plaats geweest. Klacht gedeeltelijk gegrond. Maatregel: berisping met kostenveroordeling. >>>Uitspraak
Zie voor een vergelijkbaar oordeel over niet tijdig reageren op correspondentie >>>Uitspraak 2 en >>>Uitspraak 3.
Bewaringstekort
De deurwaarder heeft onvoldoende rekenschap en daarmee verantwoordelijkheid genomen voor de zaken die fout liepen, onjuist geadministreerd werden en/of te laat werden ingediend. En dit voor een lange periode. Al deze tekortkomingen hebben geleid tot meerdere bewaringstekorten. Er staat te weinig geld op de derdengeldrekening om aan alle verplichtingen te kunnen voldoen. Het hebben van een bewaringstekort (welke niet terstond wordt aangezuiverd) is op zichzelf staand voldoende grond voor ontzetting uit het ambt. Klacht gegrond. Maatregel: ontzetting uit het ambt met proceskostenveroordeling. >>>Uitspraak
Meer informatie
- overzichten tuchtrechtspraak deurwaarders
- website tuchtrechtspraak