1. Verzoek tot herberekening beslagvrije voet te laat behandeld
De kamer overweegt dat het een gerechtsdeurwaarder betaamt om verzoeken tot herberekening onverwijld te behandelen. Een beslagene heeft daarbij zwaarwegend belang, omdat de beslagvrije voet een bestaansminimum beoogt te verzekeren. In dit geval heeft de gerechtsdeurwaarder een verzoek tot herberekening van 15 december 2020 voor het eerst beantwoord met een verzoek om meer informatie op 30 december 2020. Dit is naar oordeel van de kamer te laat en tuchtrechtelijk verwijtbaar. Pas op 27 januari 2021 is de herberekende beslagvrije voet vastgesteld. Ook dit is te laat. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat pas na 4 januari 2021 gebruik kon worden gemaakt van het wettelijk voorgeschreven nieuwe berekeningssysteem en dat pas medio januari alle benodigde gegevens bekend waren. Voor zover de gerechtsdeurwaarder in januari 2021 nog niet alle benodigde gegevens had, kan hij dit niet aan klaagster tegenwerpen; onder het ‘nieuwe systeem’ dienen gerechtsdeurwaarders een centrale rekentool te gebruiken, waarin de benodigde gegevens vanuit een landelijke systeem worden ingevoerd.
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 50 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak 1. Zie ook >>>Uitspraak 2
2. Gerechtsdeurwaarder deelt beslagvrije voet gegevens van klager met zijn opdrachtgever
De gerechtsdeurwaarder heeft de door klager verstrekte financiële gegevens gedeeld met (de advocaat van) de opdrachtgever, ondanks het expliciete verzoek van klager om dit niet te doen. Het standpunt van de gerechtsdeurwaarder dat hij de door klager op grond van artikel 475g lid 1 Rv aangeleverde gegevens dient te beoordelen in samenspraak met zijn opdrachtgever volgt niet uit de wet en wordt verworpen. Artikel 475g lid 1 Rv schept een verplichting voor een schuldenaar om desgevraagd zijn bronnen van inkomsten op te geven en voor de gerechtsdeurwaarder om een beslagvrije voet te berekenen. Dit is een zelfstandige verplichting van de gerechtsdeurwaarder, niet een plicht van de opdrachtgever of een plicht tot het vaststellen in samenspraak met de opdrachtgever.
Daar komt bij dat de gerechtsdeurwaarder bij het doorzetten van het verzoek ook de door klager verstrekte gegevens met de opdrachtgever heeft gedeeld, ondanks meerdere expliciete verzoeken van klager en zijn advocaat om dit niet te doen. Dat de gerechtsdeurwaarder dit desondanks heeft gedaan acht de kamer tuchtrechtelijk verwijtbaar. Van een betamelijk handelend gerechtsdeurwaarder wordt verwacht dat hij persoonsgegevens van justitiabelen zorgvuldig verwerkt. Wanneer toestemming expliciet is onthouden voor het delen van persoonsgegevens van justitiabelen met anderen dan de justitiabele zelf, wordt van de gerechtsdeurwaarder verwacht dat hij aannemelijk maakt dat deze verwerking plaatsvindt op basis van een wettelijke grondslag. Dit geldt des te meer voor gevoelige (waaronder medische) persoonsgegevens. De gerechtsdeurwaarder heeft niet aannemelijk gemaakt dat deze verwerking is gegrond op een wettelijke grondslag. Dit handelen is daarom naar oordeel van de kamer ernstig onzorgvuldig en tuchtrechtelijk verwijtbaar.
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 50 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak
3. Betwiste vordering niet betaalde tankbeurt, deurwaarder blijft sommaties sturen
De gerechtsdeurwaarder heeft ter onderbouwing van de vordering slechts een bonnetje en een getuigenverklaring van twee medewerkers van het pompstation overgelegd. Omdat klager bij zijn standpunt bleef dat de vordering onterecht was, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om de opdrachtgever te adviseren om ofwel klager te dagvaarden ofwel de vordering in te trekken.
De kamer overweegt hierbij dat de gerechtsdeurwaarder weliswaar bevoegd is om kentekengegevens op te vragen bij de Rijksdienst voor het Wegverkeer teneinde de kentekenhouder te achterhalen, maar dat deze bevoegdheid is gegeven ten behoeve van de voorbereiding van een dagvaarding in de civielrechtelijke procedure. Het staat de gerechtsdeurwaarder – nadat hij de RDW heeft geraadpleegd - dan ook niet vrij om aanmaningen te blijven sturen, althans een langdurig minnelijk traject te voeren, zonder duidelijk zicht op het uitbrengen van een dagvaarding.
Bovendien staat in de brief van de gerechtsdeurwaarder van 19 mei 2021 dat het tankstation bij de rechter de veroordeling tot betaling van klager kan eisen en dat de kosten voor deze rechtsgang op klager worden verhaald. Het is onjuist dat als een debiteur niet betaalt en de vordering aan de rechter wordt voorgelegd, dit automatisch betekent dat de debiteur de kosten moet betalen. De vordering zal eerst door de rechter moeten worden toegewezen. De gerechtsdeurwaarder heeft hiermee oneigenlijke druk uitgeoefend op klager mede door de suggestie van een zekere uitkomst van een gerechtelijke procedure te suggereren, die niet op voorhand vaststaat.
Klacht gegrond, maatregel berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 50 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak
4. Trage afhandeling klacht en beslag op zorgtoeslag voor oude vordering
Behandeling en afwikkeling door de gerechtsdeurwaarder van een (interne) klacht van klager heeft twee maanden geduurd. Dat is te lang.Tevens aan de orde: beslag gelegd op de zorgtoeslag van klager. De kamer overweegt dat het een zorgvuldig handelend gerechtsdeurwaarder betaamt om voorafgaand aan het leggen van beslag op de zorgtoeslag zélf te controleren of de vordering betrekking heeft op een lopende polis of een polis die niet meer geldt omdat de schuldenaar inmiddels is overgestapt naar een andere verzekeraar. De gerechtsdeurwaarder moet vaststellen dat de zorgtoeslag vatbaar is voor beslag en dat hier een wettelijk verbod op rust. Een dergelijke controle kan betrekkelijk eenvoudig door verificatie bij de opdrachtgever die kan aangeven of sprake is van een lopende zorgverzekering of niet.
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 50 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak
5. Beslag op woning voor relatief geringe vordering
Klager beklaagt zich er allereerst over dat de gerechtsdeurwaarders hem een te korte betalingstermijn, namelijk twee dagen, heeft gegeven waarbinnen de vordering voldaan moest worden. Deze klacht is ongegrond. De betalingstermijn van twee dagen is wettelijk vastgelegd in artikel 502 lid 1 Rv. Pas na verloop van die termijn kan een gerechtsdeurwaarders beslag leggen op onroerende zaken.
Klager beklaagt zich er bovendien over dat de gerechtsdeurwaarders gelet op de hoogte van de vordering ad. € 700 disproportioneel heeft gehandeld door beslag te leggen op zijn woning.
De kamer voor gerechtsdeurwaarders geeft aan dat het de gerechtsdeurwaarders op grond van artikel 435 lid 1 Rv vrij staat beslag te leggen op alle voor beslag vatbare goederen, waartoe hij bevoegd is zijn vordering te verhalen. Het beslag op de woning is dan ook niet in strijd met de tuchtrechtelijke norm.
Ten aanzien van de proportionaliteit van het gelegde beslag geldt dat de beslaglegger aansprakelijk kan zijn voor de gevolgen van een beslag omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd. Dat moet echter worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht en wel in beginsel aan de hand van de concrete omstandigheden ten tijde van de beslaglegging, waaronder de hoogte van de te verhalen vordering, de waarde van de beslagen goederen en de eventueel onevenredig zware wijze waarop de debiteur door het beslag op een van die goederen in zijn belangen wordt getroffen. Het is echter niet aan de tuchtrechter om hierover een oordeel te geven maar aan de gewone rechter. Klacht ongegrond. >>>Uitspraak
6. Gerechtsdeurwaarders hebben buitensporig gebruik gemaakt van hun beslagbevoegdheid
De oorspronkelijke vordering van € 228,57 is door diverse beslagen opgelopen tot € 2.399,13. Er is volgens de kamer sprake van diosproportioneel beslag. De gerechtsdeurwaarders voeren aan dat klager steeds van baan wisselde en daarom steeds opnieuw loonbeslag is gelegd. Maar dit verklaart niet waarom de gerechtsdeurwaarders (i) in 2017 naast beslag onder de belastingdienst óók bankbeslag hebben gelegd, (ii) in 2018 naast het loonbeslag óók opnieuw bankbeslag hebben gelegd, (iii) in januari 2019 naast het loonbeslag óók dreigde met beslag op de inboedel en (iv) tot slot naast het loonbeslag van augustus 2019 óók beslag onder ABN AMRO op 28 april 2020 hebben gelegd, terwijl toen ‘nog maar’ € 213,35 openstond en inmiddels € 1.923,54 was voldaan op een oorspronkelijke hoofdsom van € 228,57. Op deze wijze hebben de gerechtsdeurwaarders buitensporig gebruik gemaakt van hun beslagbevoegdheid, hetgeen tuchtrechtelijk verwijtbaar is. Dit geldt te meer nu de kostenspecificatie van al deze beslagen, hoewel daarom eerder door klager is verzocht, pas na de tussenuitspraak van de kamer op 11 februari 2022 is overgelegd.
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 50 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak
7. In flink aantal dosiers meerdere bankbeslagen tegelijkertijd leggen
De gerechtsdeurwaarders hebben in de periode 2016-2019 in een flink aantal dossiers meerdere bankbeslagen tegelijk gelegd, zonder gerechtvaardigd vermoeden dat de debiteur bij de betreffende banken een rekening had. De kamer merkt op dat het gerechtshof eerder in 2014 aan de gerechtsdeurwaarders een schorsing heeft opgelegd van vijf respectievelijk twee maanden, omdat structureel en in een groot aantal dossiers direct bij aanvang van de executie, vrijwel gelijktijdig, telkens onder twee banken beslag was gelegd. De kamer moet vaststellen dat na deze uitspraak de gerechtsdeurwaarders hun werkwijze op dit punt blijkbaar niet hebben veranderd, maar ermee zijn doorgegaan.
De gerechtsdeurwaarders hebben ten onrechte in de berekening van de liquiditeits- en solvabiliteitscijfers de vorderingen van hun praktijkvennootschap op de aandeelhouders meegenomen.
De gerechtsdeurwaarders hebben in de periode 2016-2019 een zeer groot gedeelte van de derdenbeslagen niet tijdig overbetekend. Ook in de periode vóór 2016 was sprake van veelvuldig en structureel te laat overbetekenen, zoals is vastgesteld in de eerder aangehaalde uitspraak van het gerechtshof. De in 2014 door het hof gelaakte handelwijze is nog een aantal jaren voortgezet, om pas in 2020 te worden aangepast.
De gerechtsdeurwaarders hebben in strijd met de Bestuursregel geen volledige financiële dekking aangehouden voor out of pocket-kosten.
De gerechtsdeurwaarders hebben in de periode 2016-2019 beslagen gelegd zonder het DBR te raadplegen.
Bovenstaande klachtonderdelen zijn gegrond. Gelet op de ernst van het vastgestelde tuchtrechtelijk verwijtbare handelen, waarbij wordt betrokken dat voor een deel sprake is van voortzetting of herhaling van handelen dat al in 2014 zwaar is bestraft, kan naar het oordeel van de kamer niet worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van schorsing. Alles afwegende, acht de kamer een schorsing voor de maximale duur van een jaar passend en geboden. >>>Uitspraak
8. Niet raadplegen bewindregister, bankbeslag doorkruist betalingsvoorstel
Een bewindvoerder heeft namens cliënt twee klachten ingediend:
Eerste klacht: de gerechtsdeurwaarder heeft ten onrechte niet in het bewindregister gekeken waardoor de gerechtsdeurwaarder de cliënt en niet de bewindvoerder heeft benaderd.
De kamer overweegt dat er geen wettelijke bepaling is die de gerechtsdeurwaarder verplicht om voorafgaand aan iedere (executie)handeling in het bewindregister te kijken. Volgens vaste jurisprudentie wordt in algemene zin ook geen verplichting tot kennisname van dat register aangenomen. Dat is slechts anders indien er concrete aanwijzingen zijn dat de schuldenaar onder curatele of bewind staat.
Tweede klacht: Er is bankbeslag gelegd terwijl een betalingsvoorstel is gedaan.
Hoewel het kan gebeuren dat het betalingsvoorstel en het gelegde bankbeslag elkaar hebben gekruist, had het op de weg van de gerechtsdeurwaarder gelegen om na het constateren daarvan, het beslag op te heffen. Het beslag werd immers gelegd terwijl er op dat moment al een betalingsvoorstel van klaagster was ontvangen dat nota bene op uitnodiging van de gerechtsdeurwaarder werd gedaan. Onder die omstandigheden is het onjuist om het beslag niettemin te handhaven en de kosten daarvan aan klaagster door te berekenen. Nu dat is nagelaten, heeft de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Dit klachtonderdeel is daarom terecht voorgesteld.
Voor zover klaagster de kamer verzoekt om de gerechtsdeurwaarder te veroordelen tot het accepteren van een betalingsvoorstel, het terugbetalen van geïnde gelden of tot het vergoeden van de beslagkosten overweegt de kamer dat voor dergelijke verzoeken in een tuchtprocedure geen plaats is. Daarvoor staat de rechtsgang bij de burgerlijke rechter open.
Klacht gegrond, maatregel berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 350 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak
9. Na twee jaar stilzitten wordt ineens bankbeslag gelegd
Klager beschikt over IVA-uitkering, die lager is dan de beslagvrije voet . Klager heeft in augustus en september 2018 informatie verstrekt aan de gerechtsdeurwaarder over zijn inkomen. Niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder inhoudelijk heeft gereageerd op die informatie. In plaats daarvan heeft de gerechtsdeurwaarder op 1 november 2018 executiemaatregelen aangezegd, waarna het twee jaar stil is gebleven. De gerechtsdeurwaarder heeft aangevoerd dat hij twijfels heeft over mogelijke andere inkomsten, zoals inkomsten van de partner van klager en eventuele toeslagen. Dit is echter niet een omstandigheid die de gerechtsdeurwaarder ten nadele van klager kan aanvoeren. Voor zover deze twijfels speelden bij de gerechtsdeurwaarder, had het op zijn weg gelegen om inhoudelijk te reageren op de door klager verstrekte inkomensgegevens en vragen te stellen over de (inkomens)gegevens waarover twijfels bestaan. De gerechtsdeurwaarder was bekend met het geringe inkomen dat klager ontvangt in verband met zijn ongeneselijke ziekte, dat wordt betaald op de beslagen bankrekening. Onder bovengenoemde omstandigheden had de gerechtsdeurwaarder de nodige zorgvuldigheid moeten betrachten en eerst informatie moeten inwinnen over het actuele inkomen en de financiële positie van klager, alvorens de executie na twee jaar op deze wijze zonder nadere aankondiging te hervatten. Door dit niet te doen, en in plaats daarvan direct bankbeslag te leggen, heeft de gerechtsdeurwaarder naar oordeel van de kamer in strijd gehandeld met hetgeen een zorgvuldig gerechtsdeurwaarder betaamt.
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 50 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak
10. Gerechtsdeurwaarder gebruikt pictogrammen in brief die intimiderend zijn en niet kloppen
Van een gerechtsdeurwaarder mag worden verwacht dat hij inzichtelijk maakt waar de kosten uit bestaan. In de brieven van 25 april 2019 en 27 mei 2019 is de vordering echter niet gespecificeerd en is niet op te maken wat de incassokosten en rente zijn. De kamer volgt verder het standpunt van klager dat de pictogrammen in de brief van 27 mei 2019 intimiderend zijn en niet kloppen. Het is onjuist dat als een debiteur niet betaalt en de vordering aan de rechter wordt voorgelegd, dit automatisch betekent dat hoge kosten voor de debiteur volgen. De vordering zal eerst door de rechter moeten worden toegewezen. Dit klachtonderdeel is dan ook terecht voorgesteld. De kamer gaat er vanuit dat indien de betreffende pictogrammen nu nog steeds gebruikt worden, deze zullen worden aangepast.
Bovendien wordt in de brief van de gerechtsdeurwaarders van 6 december 2019 de indruk wordt gewekt dat indien klager niet op tijd betaalt, het vervolgtraject hoge kosten voor klager met zich brengt. De gerechtsdeurwaarders hebben hiermee oneigenlijke druk uitgeoefend op klager door een onjuiste situatie te presenteren van wat niet op voorhand vaststaat. De kamer ziet hierin een directe schending van het bepaalde in artikel 8 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders en acht ook dit klachtonderdeel gegrond.
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 50 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak
11. Voortzetting executie ondanks toezegging dat het dossier zou worden gesloten
Volgens artikel 7 KBvG Verordening Normen voor Kwaliteit draagt de gerechtsdeurwaarder zorg voor eenduidige, volledige en juiste informatieverstrekking. Dat de gerechtsdeurwaarder klager op 12 februari 2020 heeft bericht dat het dossier wordt gesloten, om vervolgens alsnog door te gaan met de executie van bepaalde kosten acht de kamer niet eenduidig, volledig en juist. Temeer gezien het feit dat de toezegging dat het dossier zou worden gesloten, vervolgens bij e-mailberichten van 17 februari 2020 tot twee keer toe is herhaald en de suggestie wordt gewekt dat de betaling en de (opdracht tot) beslaglegging elkaar hebben gekruist. Om die reden treft de gerechtsdeurwaarder een tuchtrechtelijk verwijt. Dat de gerechtsdeurwaarder op dat moment niet bekend was met het beslag, gelegd door een collega-gerechtsdeurwaarder van zijn (neven)kantoor, is een omstandigheid die voor zijn eigen rekening komt.
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 50 en voor de procedure € 1500. >>>Uitspraak
12. Klacht tegen verkeerde gerechtsdeurwaarder
De kamer kan niet zelfstandig een andere gerechtsdeurwaarder aanwijzen wanneer klager in zijn klacht een gerechtsdeurwaarder met naam heeft genoemd (ECLI:NL:GHAMS:2014:3696). Gebleken is dat deze slechts het gelegde beslag op de onroerende zaken van klager als losse opdracht aan klager heeft overbetekend. Door de overbetekening is hij niet verantwoordelijk geworden voor het gelegde beslag. Klacht ongegrond. >>>Uitspraak
AM: Wanneer in de klacht geen deurwaarder met naam wordt genoemd, dan mag/moet de Kamer voor gerechtsdeurwaarders welk onderzoeken welke gerechtsdeurwaarder verantwoordelijk is.
13. Vermelding geheim adres van bewindvoerder in exploot
Klager heeft aangevoerd dat hij een zwaarwegend belang heeft op grond waarvan zijn adres geheim moet blijven. Dit belang is gelegen in de aard van zijn werkzaamheden: onderbewindgestelden kunnen zich agressief richting bewindvoerders gaan gedragen. Naar het oordeel van de kamer had de gerechtsdeurwaarder gelet op het arrest van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2020:2101) en in aanmerking genomen het zwaarwegend belang van klager om zijn adres geheim te houden, ervoor moeten kiezen dit adres niet te vermelden in het exploot. Ook in het geval het exploot niet zou zijn doorgestuurd aan de onderbewindgestelde zoals in dit geval wel is gebeurd, heeft klager een gerechtvaardigd belang bij het niet vermelden van zijn adresgegevens in een exploot. Een (ex)onderbewindgestelde kan namelijk altijd een afschrift van een exploot opvragen bij een gerechtsdeurwaarder, waardoor die gegevens alsnog bekend kunnen worden bij die (ex)onderbewindgestelde. De kamer is dus van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is.
Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. Proceskostenveroordeling voor klaagster € 350, geen kostenveroordeling procedure. >>>Uitspraak
Zie ook: Moet de deurwaarder het geheim adres van de bewindvoerder respecteren? (schuldinfo.nl)
Meer informatie
- overzichten tuchtrechtspraak deurwaarders
- website tuchtrechtspraak