Beslag inkomen

Beslag overig

Vaste lasten

Schulden overheid

Kosten van schulden

Hulp bij schulden

Overige info

Klachten

Voorbeeldbrieven

Rekenprogramma

Nieuwsbrief

Overzicht tuchtrecht deurwaarder juli t/m september 2024

Bron: André Moerman
uur

Deurwaarders zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak, uitgevoerd door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders en in hoger beroep door het Hof Amsterdam. Hierbij een selectie van uitspraken gepubliceerd in de maanden juli t/m september 2024.

Beslagvrij bedrag bij bankbeslag indien adres in onderzoek
Wanneer beslag op een bankrekening wordt gelegd dient de deurwaarder rekening te houden met een beslagvrij bedrag. Wanneer men buiten Nederland woont of verblijft, geldt er geen beslagvrij bedrag. Op verzoek kan de kantonrechter dan een beslagvrij bedrag vaststellen.
De klacht betreft een situatie waarbij de gerechtsdeurwaarder geen beslagvrij bedrag heeft toegepast omdat in de Basisregistratie personen staat dat het adres van betrokkene in onderzoek is.
Het betreft hier een situatie die niet expliciet in de wet geregeld is. Juist dan mag van de gerechtsdeurwaarder worden verwacht dat hij terughoudend en zorgvuldig is als het aankomt komt op het respectievelijk korten of toepassen van de beslagvrije voet. Het gaat immers om een voorziening die in het leven is geroepen om ervoor te zorgen dat mensen met schulden kunnen (blijven) voorzien is hun levensonderhoud. Als een beslissing/handeling van de gerechtsdeurwaarder ertoe kan leiden dat een schuldenaar compleet uitgesloten wordt van die voorziening, mag er geen enkele twijfel bestaan over de grondslag daarvoor. En dat is hier niet het geval (geweest). De enkele omstandigheid dat klager, volgens de gerechtsdeurwaarder ‘bewust onduidelijk is geweest’ dan wel “helderheid had kunnen verschaffen”, rechtvaardigt op geen enkele wijze deze ingrijpende stap.
Klacht gegrond. Maatregel: berisping. >>>Uitspraak


Onvoldoende zorgvuldigheid m.b.t. de vaststelling van de beslagvrije voet
Klager heft meermalen bezwaar gemaakt tegen de hoogte van de beslagvrije voet. De gerechtsdeurwaarders hebben (vaak) tijdig op de bezwaren van klager gereageerd, de beslagvrije voet aangepast en (vaak) de te veel geïnde gelden teruggestort, maar hebben hierbij nog steeds een foutieve beslagvrije voet toegepast. Bij e-mail van 11 april 2023 hebben de gerechtsdeurwaarders erkend dat de berekeningen van de beslagvrije voet niet klopten, omdat een medewerker van het gerechtsdeurwaarderskantoor onjuiste bedragen had ingevoerd en er hierdoor lange tijd te veel is ingehouden.
De kamer stelt voorop dat de (vaststelling van de) hoogte van de beslagvrije voet geen kwestie is die ter beoordeling van de tuchtrechter ligt; wel de wijze waarop verzoeken daartoe worden opgepakt.
Elk verzoek tot aanpassing van de beslagvrijevoet dient kritisch te worden beoordeeld zodat de debiteur in zijn levensonderhoud kan blijven voorzien. Elke foute vaststelling ten nadele van de debiteur staat daaraan in de weg. De gerechtsdeurwaarders hebben weliswaar excuses voor elke onjuiste vaststelling aangeboden en de (vermoedelijk) te veel ingehouden bedragen aan klager teruggestort, maar dat vlakt dit patroon van onzorgvuldigheid niet uit. Deze klachtonderdelen zijn terecht voorgesteld. Klacht gegrond. Maatregel: berisping. >>>Uitspraak


Communicatie over beslagvrije voet kon beter
De kamer merkt op dat de communicatie met betrekking tot de vaststelling van de beslagvrije voet beter had gekund. Klager had er baat bij gehad als de gerechtsdeurwaarder een duidelijk onderscheid had gemaakt tussen verantwoordelijkheden van de gerechtsdeurwaarder en de opdrachtgever op dit punt. Ook had de gerechtsdeurwaarder duidelijker aan klager kunnen uitleggen worden wat de reden was dat de beslagvrije voet zo laag was, nu de hoogte daarvan kennelijk een direct verband had met de woonplaats van klager. De kamer overweegt dat dit een gemiste kans is geweest van de gerechtsdeurwaarder, maar komt tot het oordeel dat hiermee nog geen sprake is van tuchtrechtelijk laakbaar handelen. Klacht ongegrond. >>>Uitspraak
 

Betekening op privéadres bewindvoerder niet tuchtrechtelijk laakbaar
Klager is, als natuurlijk persoon, benoemd tot bewindvoerder van de schuldenaren. Gelet hierop zijn de dwangbevelen van 4 december 2022 en 21 april 2023 op het juiste, bij de gerechtsdeurwaarder bekende privéadres van de bewindvoerder betekend. Dit is niet tuchtrechtelijk laakbaar.
De stelling van klager dat de exploten op zijn kantooradres hadden moeten worden betekend, nu er een kantooradres bekend was, volgt de kamer niet. In artikel 1:10 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is opgenomen dat de woonplaats van een natuurlijk persoon zich bevindt te zijner woonstede, en bij gebreke van woonstede ter plaatse van zijn werkelijk verblijf. De verwijzing van klager naar artikel 1:14 BW geeft voor de gerechtsdeurwaarder geen verplichting om op een kantooradres te betekenen. Indien klager alleen op zijn kantooradres benaderd wil worden, ligt het op zijn weg om dit na de eerste betekening op het privéadres van klager door te geven aan het gerechtsdeurwaarderskantoor. Bij een nieuwe betekening aan klager als bewindvoerder op 30 juni 2023 is ook op verzoek van klager op zijn kantooradres betekend. Een tuchtrechtelijk verwijt kan de gerechtsdeurwaarder op dit klachtonderdeel niet gemaakt worden.
Ter zitting heeft klager (met zijn raadsman) aangegeven dat hij op zoek is naar een principe uitspraak over dit onderwerp (verplicht betekenen aan het kantooradres bij bewind). Zoals hiervoor toegelicht wenst klager de mogelijkheid die artikel 1:14 BW een gerechtsdeurwaarder geeft bij bewind, te zien als een verplichting (lees: het is tuchtrechtelijk laakbaar als een gerechtsdeurwaarder het anders doet). Daartoe ziet de kamer geen aanleiding. De beslissing een betekening die volgens de wet is toegestaan – betekening in persoon – effectief buiten werking te stellen is primair aan de wetgever en/of de civiele rechter. Uitzonderingen daargelaten is dat niet aan de tuchtrechter. Van een dergelijke uitzondering is niet gebleken. Daarbij is ook van belang dat de ‘overlast’ die klager ervaart als gevolg van betekeningen zijn privéadres meevalt, zo heeft hij desgevraagd toegelicht ter zitting. Gerechtsdeurwaarders blijken op eerste verzoek bereid om in het vervolg op het kantooradres te betekenen, net als de gerechtsdeurwaarder in deze klachtprocedure. >>>Uitspraak


Druk uitoefenen om klacht in te trekken?
Het hof is het niet eens met de overweging ten overvloede dat de kamer het onbetamelijk acht dat de gerechtsdeurwaarder in zijn correspondentie druk heeft uitgeoefend op klager om de klacht in te trekken. Het hof is van oordeel dat de gerechtsdeurwaarder geen onbetamelijke druk heeft uitgeoefend. Ter zitting in hoger beroep heeft de gerechtsdeurwaarder nader toegelicht dat hij in zijn correspondentie alleen maar heeft geprobeerd aan klager uit te leggen wat de inzet zou zijn van de tuchtrechtelijke procedure, om te voorkomen dat klager onnodig een vrije dag zou opnemen en reiskosten zou maken. Gelet op de inhoud van de correspondentie komt deze verklaring het hof aannemelijk voor. Niettemin is het voor een beklaagde gerechtsdeurwaarder zaak zeer voorzichtig te zijn met dit soort voorlichting, omdat makkelijk de indruk kan ontstaan dat de gerechtsdeurwaarder het indienen en handhaven van een klacht probeert te ontmoedigen. >>>Uitspraak


Na lange tijd geen contact zonder vooraankondiging beslag op AOW leggen
De kamer heeft de klacht gegrond verklaard op grond van de overweging dat het onder de gegeven omstandigheden op de weg van de gerechtsdeurwaarder had gelegen klager van tevoren in kennis te stellen van haar intenties, bijvoorbeeld in een brief. Er had immers tussen de gerechtsdeurwaarder en klager geen enkel contact plaatsgevonden tussen oktober 2015 (de betekening van het vonnis) en 1 mei 2020 (de dag van de beslaglegging). De gerechtsdeurwaarder had dan in elk geval geprobeerd de kosten zo laag mogelijk te houden voor klager, hetgeen een verplichting is die direct volgt uit artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders (thans artikel 3.4 van de Gerechtsdeurwaardersverordening), aldus de kamer.

In haar beroepschrift heeft de gerechtsdeurwaarder aangevoerd dat er geen enkele (wettelijke) bepaling is die voorschrijft dat een gerechtsdeurwaarder verplicht is om een geëxecuteerde schriftelijk in kennis te stellen voordat hij/zij overgaat tot het uitvoeren van een ambtshandeling. De wetgever heeft juist gekozen voor een systeem van kennisgeving achteraf, namelijk de betekening van het derdenbeslag. Volgens de gerechtsdeurwaarder kon klager er niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat geen executiemaatregelen meer zouden worden genomen; het is zijn eigen keuze geweest om niet te voldoen aan de inhoud van het vonnis, dat op tegenspraak is gewezen.

Zoals ook de kamer terecht heeft overwogen rust op een gerechtsdeurwaarder een ministerieplicht als hem wordt verzocht een vonnis ten uitvoer te leggen. In het algemeen hoeft een gerechtsdeurwaarder ook niet te waarschuwen voordat hij tot beslaglegging overgaat. Bijzondere omstandigheden kunnen er echter toe leiden dat van een gerechtsdeurwaarder verwacht mag worden dat met een schuldenaar contact wordt opgenomen voorafgaand aan een beslaglegging in een poging de kosten voor de schuldenaar zo laag mogelijk te houden. Dergelijke bijzondere omstandigheden zijn in dit geval echter niet aan de orde. Bij dit oordeel weegt het hof mee dat klager woonachtig is op de Filipijnen, waarheen hij is verhuisd binnen een jaar na de betekening van het vonnis zonder enige poging te doen voor deze schuld een regeling te treffen. Voorts heeft de gerechtsdeurwaarder onweersproken verklaard dat klager tijdens de procedure die heeft geleid tot het vonnis in 2015, meermalen heeft verklaard dat hij de vordering nooit zou betalen. Onder deze omstandigheden mocht de gerechtsdeurwaarder zonder vooraankondiging tot beslaglegging overgaan. Klacht ongegrond. >>>Uitspraak


Onredelijke betalingstermijn
De gerechtsdeurwaarder heeft gesommeerd om binnen vier dagen een bedrag van € 175.829,16 (inclusief € 20.902,50 incassokosten) te betalen. Indien tijdige betaling zou uitblijven zal tot een faillissementsaanvrage worden overgegaan. De termijn is onredelijk kort en een een faillissementsaanvraag in deze fase van het proces is prematuur. Klacht gegrond. Maatregel: waarschuwing. >>>Uitspraak


Meer informatie

 

 

 

 


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn << Nieuwsoverzicht