Zorgverzekeraar stuurt brieven wanbetalersregeling niet naar bewindvoerder

Bron: André Moerman
uur

Wanneer een premie-achterstand ontstaat is de Zorgverzekeraar wettelijk verplicht om na twee maanden een aanbod voor een betalingsregeling te doen, na vier maanden te waarschuwen dat bij zes maanden achterstand het Zorginstituut Nederland de premie-inning overneemt. Ondanks dat het Zilveren Kruis op de hoogte was van de onderbewindstelling, stuurde ze deze brieven niet naar de bewindvoerder. Bewindvoerder Krommenhoek heeft hierover een klacht ingediend bij de Geschillencommissie Zorgverzekeringen. Met succes!





De Geschillencommissie Zorgverzekeringen komt tot het volgende oordeel:


4. Het standpunt en de conclusie van verzoeker

4.1. Verzoeker stelt dat hij op 9 februari 2016 een brief als bedoeld in artikel 18b Zvw heeft ontvangen. Zijn bewindvoerder meent dat de brieven als bedoeld in de artikelen 18a tot en met 18c Zvw niet naar verzoeker maar naar hem moeten worden gestuurd. De handelwijze van de zorgverzekeraar is laakbaar omdat deze niet verenigbaar is met de bepaling dat het beheer over de onder bewind staande goederen tijdens het bewind niet toekomt aan de rechthebbende, maar aan de
bewindvoerder (artikel 1:438 lid 1 BW) en de bepaling dat de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende tijdens het bewind in en buiten rechte vertegenwoordigt (artikel 1:441 lid 1 BW). Daarnaast verwezen naar artikel 1:12 lid 2 BW.

4.2. Ter zitting is door verzoeker herhaald dat hij door een rechterlijke beschikking onder bewind is gesteld. Sindsdien vertegenwoordigt zijn bewindvoerder hem in en buiten rechte. Volgens verzoeker dient de zorgverzekeraar alle post die betrekking heeft op het vermogensrechtelijke deel van zijn leven naar zijn bewindvoerder te sturen. Dit betreft ook de brieven als bedoeld in de artikelen 18a tot en met 18c Zvw.

4.3. Verzoeker komt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden toegewezen.


5. Het standpunt en de conclusie van de zorgverzekeraar

5.1. De bewindvoerder heeft de zorgverzekeraar verzocht de brieven als bedoeld in de artikelen 18a tot en met 18c Zvw niet naar verzoeker maar naar hem te sturen. Aangezien de betreffende brieven naar het 'officiële adres' van de verzekeringnemer dienen te worden gestuurd, zijn deze niet naar de bewindvoerder gezonden. Andere post - zoals bijvoorbeeld betalingsherinneringen, zorgkostennota's of polisbladen - wordt wél naar de bewindvoerder gestuurd.

5.2. Ter zitting heeft de zorgverzekeraar herhaald dat de brieven in het kader van de wanbetalersregeling naar het officiële adres van verzoeker gaan, en dit is het woonadres volgens de Basisregistratie Personen (BRP). In het onderhavige geval zijn de betreffende brieven daarom niet naar de bewindvoerder gestuurd. De zorgverzekeraar erkent het belang van het informeren van de bewindvoerder en verklaart dat de procedure in de toekomst wellicht zal veranderen, maar momenteel is dit technisch nog niet mogelijk.

5.3. De zorgverzekeraar komt tot de conclusie dat het verzoek dient te worden afgewezen.
(…)


9. Beoordeling van het geschil

9.1. De commissie stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat verzoeker terecht met ingang van 1 januari 2015 is aangemeld als wanbetaler bij het Zorginstituut Nederland. Daarom wordt als vaststaand aangenomen dat op genoemde datum een achterstand voor de zorgverzekering van ten minste zes maandpremies bestond, en dat de brieven als bedoeld in de artikelen 18a tot en met 18c Zvw door verzoeker zijn ontvangen. Aan de orde is of de betreffende brieven door de zorgverzekeraar desgevraagd niet naar verzoeker maar naar zijn bewindvoerder hadden moeten worden gestuurd. Ten aanzien hiervan overweegt de commissie het volgende.

9.2. Uit de artikelen 18a tot en met 18c Zvw volgt dat alle brieven in het kader van de wanbetalersregeling in ieder geval naar de verzekeringnemer, in casu verzoeker, dienen te worden gestuurd. De vraag die opkomt is of, indien de zorgverzekeraar bekend is met het feit dat (i) betrokkene ten tijde van de verzending van bedoelde brieven onder bewind is gesteld en (ii) de naam van deze bewindvoerder bekend is, de zorgverzekeraar de brieven als bedoeld in de artikelen 18a tot en met 18c Zvw óók - in afschrift - naar deze bewindvoerder moet sturen. De commissie meent dat deze vraag bevestigend dient te worden beantwoord. Uit artikel 1:441 lid 1 BW jo. artikel 1:12 lid 2 BW volgt namelijk dat de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende tijdens het bewind in en buiten rechte vertegenwoordigt. In dat verband is het onder andere van belang dat de bewindvoerder bekend is met de dreigende aanmelding bij het Zorginstituut Nederland, opdat hij zo mogelijk tijdig maatregelen kan treffen om deze aanmelding te voorkomen.

9.3. Vast staat dat de zorgverzekeraar in de onderhavige situatie ten tijde van de verzending van de brieven als bedoeld in de artikelen 18a tot en met 18c Zvw, ervan op de hoogte was dat verzoeker onder bewind was gesteld. Ook was bij de zorgverzekeraar de naam van de betreffende bewindvoerder bekend. Om deze redenen is de commissie, gelet op het voorgaande, van oordeel dat de brieven in het kader van de wanbetalersregeling óók - in afschrift - naar de bewindvoerder van verzoeker hadden moeten worden gestuurd.

Conclusie

9.4. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek dient te worden toegewezen.

9.5. Aangezien het verzoek wordt toegewezen dient de zorgverzekeraar het door verzoeker aan de commissie betaalde entreegeld van € 37,-- te vergoeden.


10. Het bindend advies

10.1. De commissie wijst het verzoek toe.

10.2. De commissie bepaalt dat de zorgverzekeraar aan verzoeker dient te vergoeden het entreegeld van € 37,--.


Meer informatie
- Bindend advies GcZ, 28 september 2016, zaaknr. 201600890
- Achtergrondinfo wanbetalersregeling zorgverzekering


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn