Schuldhulp tegen betaling? Vraag je geld terug!

Bron: André Moerman
uur

Een overeenkomst om tegen betaling schulden te regelen is volgens de Wet op het consumentenkrediet nietig. Dit betekent dat de vergoeding op grond van onverschuldigde betaling kan worden teruggevorderd. De rechtbank Rotterdam moest oordelen over een constructie waarbij de schuldhulpverlening gratis is, maar er tegen betaling budgetbeheer plaatsvindt. Is ook dan sprake van commerciële schuldhulp?


De vordering
Eiser heeft gesteld dat er sprake is van een verboden overeenkomst tot schuldbemiddeling. De Stichting Financiële Ondersteuning Particulieren ‘MKB’ te Amstelveen heeft tegen een vergoeding bemiddeld bij de schulden. Dit, terwijl schuldbemiddeling ingevolge het bepaalde in de artikelen 47 en 48 Wet op het Consumentenkrediet (WCK) verboden is indien deze geschiedt tegen een vergoeding door een niet in artikel 48 WCK aangewezen persoon of instelling.
Primair stelt eiser dat de tussen partijen gesloten overeenkomst nietig danwel vernietigbaar is en dat de Stichting uit hoofde van een ongedaanmakingsverbintenis danwel uit onverschuldigde betaling een bedrag van € 4.030,72 aan hem is verschuldigd.
Subsidiair stelt eiser zich op het standpunt dat de overeenkomst rechtsgeldig is ontbonden danwel kan worden ontbonden, nu de Stichting tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst door onvoldoende betalingen te doen aan schuldeisers en onvoldoende contact te onderhouden met de schuldeisers.

Het verweer
De Stichting heeft betwist dat er sprake is van een verboden overeenkomst tot schuldbemiddeling. De Stichting houdt zich bezig met schuldhulpverlening, budgetbeheer en bewindvoering. Zij rekent uitsluitend een brancheconform tarief voor budgetbeheer en niet voor schuldhulpbemiddeling. Derhalve is de handelwijze van de Stichting niet in strijd met de geldende wetgeving. Voorts is er geen sprake van een tekortkoming in de nakoming. De Stichting heeft van de door eiser ter beschikking gestelde gelden betalingen verricht. Uit deze gelden konden enkel lopende verplichtingen worden voldaan.  Er was geen financiële ruimte om andere schulden te betalen.

De regels
Artikel 47 lid 1 WCK bepaald dat schuldbemiddeling verboden is. Artikel 48 WCK maakt hierop de uitzondering dat dit verbod niet geldt indien schuldbemiddeling om niet geschiedt dan wel door in de wet aangewezen persoon of instelling. In het tweede lid van artikel 47 WCK is opgenomen dat onder schuldbemiddeling wordt verstaan het in de uitoefening van een bedrijf of beroep, anders dan door het aangaan van een krediettransactie, verrichten van diensten, gericht op de totstandkoming van een regeling met betrekking tot de bestaande schuldenlast van een natuurlijke persoon, geheel of gedeeltelijk voortvloeiend uit een of meer krediettransacties.

De overeenkomst
In oktober 2008 heeft eiser een overeenkomst met de Stichting gesloten. Partijen twisten of dit een overeenkomst tot schuldbemiddeling of een overeenkomst tot budgetbeheer betrof en waarvoor de maandelijkse vergoeding werd betaald.

In de overeenkomst is onder meer opgenomen:
‘4. Voor de totstandkoming van een schuldsaneringsplan wordt Stichting F.O.P. gemachtigd door ondergetekende(n) om in overleg te treden met de daarbij betrokken organisaties en personen. (…)
7. Ondergetekende(n) dient te stoppen met het nakomen van de lopende betalingsregelingen. Deze moeten opgenomen worden in de totale schuldregeling.
(…)
10. Mocht er sprake zijn van een dwangakkoord zullen er extra kosten ontstaan zulks in overleg met ondergetekende(n).
(…)
14. Zodra de dossierkosten aan de Stichting F.O.P. zijn ontvangen, zal de Stichting F.O.P. met zijn werkzaamheden aanvangen.
15. Maandelijks worden er kosten in rekening gebracht voor schuldbemiddeling en budgetbeheer. (…)’

Naast deze overeenkomst heeft eiser een volmacht getekend die de Stichting in staat stelde om deurwaarders te benaderen teneinde een schuldenregeling overeen te komen.

Gekoppelde overeenkomst
Eiser heeft zich op het standpunt gesteld dat de schuldbemiddeling niet los gezien kan worden van het budgetbeheer, zodat in feite voor beide diensten wordt betaald. Om van de gratis service van de eerste dienst gebruik te kunnen maken, moet een klant de betaalde dienst afnemen. Daarmee is de dienst niet gratis. In feite is er sprake van een geheel aan diensten, die voor een bepaalde prijs worden aangeboden.

Nietige overeenkomst
De rechtbank komt tot het oordeel dat in het onderhavige geval sprake is van een nietige overeenkomst. Uit de overeenkomst blijkt, dat de Stichting zich heeft verbonden om niet alleen werkzaamheden ter zake van budgetbeheer te verrichten, maar ook schuldbemiddeling te verlenen: zo blijkt uit nummer 4 van de overeenkomst dat de Stichting zich zal bezighouden met een schuldsaneringsplan  en is onder 7 een ‘totale schuldregeling’ en onder 10 een ‘dwangakkoord’ vermeld. Ook blijkt uit de verklaringen van de Stichting dat ze daadwerkelijk schuldeisers heeft benaderd in verband met een schuldbemiddeling en dat zij daartoe was gemachtigd.
Voorts blijkt uit nummer 15 van de overeenkomst dat de Stichting maandelijks kosten in rekening zou brengen ‘voor schuldbemiddeling en budgetbeheer’. Er wordt derhalve in de overeenkomst geen onderscheid gemaakt tussen de beide werkzaamheden.
De stelling van de Stichting dat zij uitsluitend voor budgetbeheer en niet voor schuldhulpbemiddeling een vergoeding in rekening heeft gebracht, wordt derhalve niet ondersteund door (de tekst van) de overeenkomst. Daarbij merkt de rechtbank op, dat de Stichting geen enkel ander bewijs in het geding heeft gebracht, waarmee zij haar stellingen op dit punt onderbouwt. Dit leidt ertoe dat de Stichting haar betwisting onvoldoende heeft onderbouwd, zodat haar verweer dat zij uitsluitend voor budgetbeheer en niet voor schuldhulpbemiddeling een vergoeding in rekening heeft gebracht, om die reden wordt gepasseerd.

Daarnaast overweegt de rechtbank, dat zelfs indien zij de Stichting zou volgen in haar stellingen, dat dit niet wegneemt dat de Stichting kan worden gekwalificeerd als een schuldbemiddelingsbureau dat optreedt in de uitoefening van een beroep of bedrijf, waarvoor de in artikel 48 lid 1 onder d WCK genoemde aanwijzing juist bedoeld is. De bedoeling van de wetgever – te weten: ‘de wens te voorkomen dat schuldenaren zich zouden laten bijstaan door malafide of onkundige schuldhulpbemiddelingsbureaus’ (MvA Eerste Kamer, vergaderjaar 2006–2007, 29 942, C, p. 12) – zou op onaanvaardbare wijze worden doorkruist indien dergelijke bureaus zich aan de ingevolge artikel 48 lid 1 onder d WCK te stellen eisen zouden kunnen onttrekken door de kosten van schuldbemiddeling vergoed te krijgen onder de noemer van (parallel lopend) budgetbeheer.

Vordering toewijsbaar
De vordering is in beginsel toewijsbaar. De betalingen aan de stichting die op grond van de nietige overeenkomst zijn verricht, zijn zonder rechtsgrond verricht en komen op grond van onverschuldigde betaling voor vergoeding in aanmerking. (…)
Op grond van het vorenstaande dient de vordering tot een bedrag van € 4.030,72, te worden toegewezen.

De beslissing
De rechtbank

veroordeelt de Stichting om aan eiser te betalen een bedrag van € 4.030,72  vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 13 september 2010 tot de dag van volledige betaling,

veroordeelt de Stichting in de proceskosten, aan de zijde van eiser tot op heden begroot op € 2.143,02.

veroordeelt de Stichting in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat (…)

Meer informatie
- Rb Rotterdam 13 februari 2013, LJN:BZ3225
- Achtergrondinfo commerciële schuldhulp


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn