Recht op betalingsregeling?

Bron: André Moerman
uur

De wet regelt nadrukkelijk in artikel 6:29 Burgerlijk Wetboek dat een debiteur zonder toestemming van de schuldeiser een betaling niet in gedeelten mag voldoen. Er bestaat dus geen recht op een betalingsregeling. Toch zijn er grenzen, zo oordeelt de rechtbank Rotterdam. Een schuldeiser die ondanks een redelijk en goed onderbouwd betalingsvoorstel gaat dagvaarden moet hiervoor zelf de kosten dragen.

Bij voorkeur buiten rechte afdoen
De kantonrechter oordeelt dat het inderdaad aanbeveling verdient om geldvorderingen buiten rechte af te doen teneinde kosten te besparen. In dit geval is daartoe ook een poging gedaan, mede door bemiddeling van de gemachtigde van gedaagden, maar is geen regeling tot stand gekomen.
Eiseres heeft vervolgens gekozen voor het aanhangig maken van deze zaak.
Op grond van het bepaalde in artikel 6:29 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de schuldeiser weigeren in te gaan op een voorstel tot betaling van het verschuldigde in termijnen. Eiseres was, met andere woorden, niet verplicht in te gaan op de voorstellen van gedaagden. Dit kan evenwel anders zijn wanneer het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn om het voorstel niet te accepteren.

Inzage in inkomenssituatie gegeven
In dit geval hebben gedaagden, zo blijkt uit de in het geding gebrachte correspondentie, aan eiseres inzage gegeven in hun inkomenssituatie en uitgelegd dat zij door bepaalde omstandigheden niet in staat zijn geweest de verplichting tot betaling na te komen. Zij hebben ook aangegeven dat deze situatie, door beëindiging van een loonbeslag, spoedig tot een einde zou komen en zij hebben aangegeven dat vrijwel het volledige daardoor vrijkomende bedrag zou worden aangewend om de schuld af te lossen in termijnen. Eiseres heeft op dit aanbod gereageerd door zelf een betalingsvoorstel te doen, waarvan duidelijk was dat gedaagden dit voorstel niet zouden kunnen accepteren omdat het de draagkracht te boven gaat. Gedaagden hebben vanaf 9 januari 2012 de reguliere betalingen hervat en vanaf 3 januari 2012 hebben zij maandelijks een bedrag van € 300 afgelost. De voorstellen aan eiseres zijn namens gedaagden gedaan door een bureau dat zich bezig houdt met inkomensbeheer en schuldhulpverlening. Eiseres heeft het voorstel niet willen aanvaarden omdat zij kennelijk de beleidslijn volgt dat een achterstand in betalingen binnen een periode van zes maanden moet zijn betaald. Het voorstel van gedaagden voldeed niet aan deze eis.

Oog hebben voor belang schuldenaar
De genoemde omstandigheden vormen naar het oordeel van de kantonrechter omstandigheden die door een schuldeiser, dan wel haar incassogemachtigde, serieus in overweging moeten worden genomen. Wanneer sprake is van serieuze voorstellen die leiden tot het betalen van de achterstand binnen een redelijke periode kan het aanbod niet op de enkele grond dat een en ander niet past binnen het beleid om alle schulden binnen een half jaar te moeten aflossen, worden afgewezen.
Hoewel eiseres in beginsel het recht heelt niet op betalingsvoorstellen in te gaan, moet zij ook, binnen redelijke grenzen, oog houden voor de belangen van de schuldenaar. In dit geval heeft eiseres dit, naar het oordeel van de kantonrechter, onvoldoende gedaan. Daarbij is van belang dat met het aanhangig maken van een rechtsgeding relatief zeer grote bedragen zijn gemoeid, die uiteindelijk ten laste komen van gedaagden. In dit geval zijn met het geding kosten gemoeid voor het griffierecht van € 437 en dagvaardingskosten van € 98,96. De schuldeiser dient om die reden terughoudendheid te betachten voordat de stap naar de rechter wordt gemaakt. In dit geval is er des te meer reden geweest om terughoudendheid te betrachten nu er een perspectief bestond op het buiten rechte volledig incasseren van de vordering binnen een redelijke periode, terwijl op het moment van dagvaarden al gedurende drie maanden was getoond dat gedaagden de voorgestelde afspraak zijn nagekomen.
AI met al komt de kantonrechter tot het oordeel dat het gelet op de feiten en omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is geweest om in deze zaak kosten te maken voor het doen dagvaarden van gedaagden.

Beslissing
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.
De hoofdsom wordt toegewezen, waarbij uiteraard heeft te gelden dat de reeds betaalde bedragen in mindering strekken op het toegewezen bedrag. De buitengerechtelijke kosten zijn eveneens toewijsbaar, nu eiseres de vordering met recht uit handen heeft gegeven. Ook de gevorderde rente wordt toegewezen, nu vaststaat dat niet tijdig werd betaald en eiseres daardoor rente derft. (...)
Het hiervoor overwogene leidt er wel toe dat eiseres de proceskosten voor eigen rekening dient te nemen. De kantonrechter ziet voldoende reden voor compensatie van de proceskosten, nu eiseres zeker niet gehouden was tot dagvaarden over te gaan.

De kantonrechter:
veroordeelt gedaagden hoofdelijk om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan eiseres te betalen een bedrag van € 3.265,77 te verhogen met de wettelijke rente over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief kosten, telkens, na elke mutatie, heeft uitgestaan tot aan de dag van betaling.

compenseert de kosten van het geding in dier voege dat iedere partij de eigen kosten voldoet;

verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad.

Meer informatie
- Rb Rotterdam 17 juli 2012
- Afbetalingsvoorstel €300 per maand niet realistisch (KvG 4 juli 2006)
- Schuldeiser hoeft niet in te stemmen met betaling in termijnen (KvG 19 juli 2005)


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn