Overzicht tuchtrechtspraak deurwaarders 2010-5

Bron: André Moerman
uur

Deurwaarders zijn onderworpen aan tuchtrechtspraak, uitgevoerd door de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders en in hoger beroep door het Hof Amsterdam. Hieronder een selectie van uitspraken in de periode september t/m december 2010.



1. Zowel beslag op WW als beslag op voorlopige teruggaaf leggen
Het eerste klachtonderdeel betreft het beslag op de voorlopige teruggaaf waarbij de beslagvrije voet op nihil is gesteld. Op grond van de wet is het bepalen van een beslagvrije voet op nihil in beginsel slechts mogelijk indien er een inkomen bekend is waarop geen beslag ligt en dat inkomen meer bedraagt dan de beslagvrije voet. De deurwaarder was niet bekend met het inkomen zodat de beslagvrije voet ten onrechte op nihil is gesteld. (Het had slechts gehalveerd kunnen worden).
Het tweede klachtonderdeel betreft het naast beslag op de voorlopige teruggaaf ook beslag op de ww-uitkering leggen, waardoor onnodig kosten worden gemaakt . De Kamer acht deze klacht ongegrond omdat de schuldenaar met heel zijn vermogen instaat voor betaling van zijn schulden. Op grond daarvan is de deurwaarder gerechtigd beslag te leggen op meerdere bronnen van inkomsten.
(AM: M.i. is dit discutabel, omdat beslag op meerdere inkomsten meestal niet meer oplevert . De beslagvrije voet moet immers omgeslagen worden naar de hoogte van de inkomsten. Zie zinloze beslagcombinaties. Tegen dit deel van de uitspraak is hoger beroep aangetekend.)
Het derde klachtonderdeel betreft het halveren van de beslagvrije voet bij het beslag op de WW-uitkering. Naar de letter van de wet (art. 475g lid 2 Rv) is halvering van de beslagvrije voet als sanctie mogelijk indien de beslaglegger (of de deurwaarder) de debiteur verzoekt om op te geven hoeveel het inkomen van zijn partner bedraagt en de debiteur dat niet doet. Daarvan kan alleen sprake zijn indien de deurwaarder een redelijk vermoeden heeft dat de debiteur een partner heeft. Enig redelijk vermoeden daartoe is gesteld noch gebleken.
De klacht is op twee onderdelen gegrond. Maatregel berisping. >>> Uitspraak

2. Deurwaarder moet contact opnemen met collega om beslagvrije voet te verdelen
De deurwaarder heeft beslag gelegd onder de Belastingdienst op de voorlopige teruggaaf en stelt daarbij de beslagvrije voet op nihil. Indien geen gegevens bekend zijn had de deurwaarder echter uit moeten gaan van de beslagvrije voet, die zonder aanpassing voor klaagster zou gelden. Dat was dus de beslagvrije voet voor een alleenstaande met een kind.
De deurwaarder heeft beslag gelegd onder de Belastingdienst, omdat hij wist dat een collega al beslag had gelegd onder de uitkerende instantie van klaagster. In een dergelijk geval is artikel 475b lid 2 Rv van toepassing. Uit die bepaling volgt dat de voor klaagster geldende beslagvrije voet wordt verdeeld over de twee beslagen. Ondanks het verzoek van klaagster heeft de deurwaarder echter geen contact opgenomen met zijn collega om gezamenlijk de beslagvrije voet vast te stellen. Het betaamt een goed deurwaarder om dat wel te doen. Door dat in dit geval na te laten, heeft de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld. Het hof bekrachtigt de door de kamer opgelegde maatregel van berisping. >>> Uitspraak
Over deze uitspraak start een discussie op de linkedin-groep schuldinfo
Meer info: verdelen beslagvrije voet

3. Deurwaarder moet doorgeven dat beslag op inboedel niet door gaat
Evenals de kamer kan ook het hof de aankondigingen aan klaagster niet anders lezen dan dat er op de respectieve data beslag zal worden gelegd, indien het verschuldigde niet tijdig voldaan zou zijn. Het is inmiddels vaste jurisprudentie van kamer en hof dat de deurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar handelt door niet op de aangekondigde datum te verschijnen en klaagster daarover niet vooraf te informeren. De klacht is daarom ook op dit onderdeel gegrond. Het hof bekrachtigt de bestreden beslissing van de kamer (berisping). >>> Uitspraak 

4. Schorsing vanwege inbreuk op bewaringsplicht
De deurwaarder bekleedt in de maatschappij een plaats die mede is gegrond op het vertrouwen dat de justitiabelen in deze ambtenaar hebben. Dat leidt ertoe dat in de tuchtrechtspraak een inbreuk op die bewaringsplicht in beginsel gesanctioneerd moet worden met een ontzetting uit het ambt. Onder omstandigheden kan de tuchtrechter echter afwijken van dit uitgangspunt. Daarbij wordt allereerst in aanmerking genomen dat niet is gebleken dat de gerechtsdeurwaarder eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld. Voorts heeft de deurwaarder vrijwel direct het tekort aangevuld. Daarnaast was het deposito gedurende de negatieve bewaringspositie feitelijk altijd beschikbaar, zij het dat gedurende tweeënenhalf jaar in strijd met de op de deurwaarder rustende bewaringsplicht is gehandeld. Momenteel is er een bewaringsoverschot. Vorenstaande laat echter onverlet dat het gedrag van de deurwaarder dermate laakbaar is dat in de gegeven omstandigheden de maatregel van schorsing passend en geboden is. Het hof legt de gerechtsdeurwaarder de maatregel van schorsing op voor de duur van zes maanden. >>> Uitspraak


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn