Opzettelijk teveel ontvangen kinderopvangtoeslag?

Bron: André Moerman
uur

De Belastingdienst/Toeslagen wijst een verzoek om een persoonlijke betalingsregeling af omdat de toeslagschuld is ontstaan door opzet of grove schuld. Het gaat om € 14.872 teveel ontvangen kinderopvangtoeslag. Volgens de rechtbank Rotterdam is het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling ten onrechte afgewezen. Er is weliswaar sprake geweest van nalatigheid, maar niet in die mate dat sprake is van aan opzet grenzende onachtzaamheid.




Afwijzing persoonlijke betalingsregeling
Betrokkene moet € 14.872 teveel ontvangen kinderopvangtoeslag terugbetalen. Ze heeft om een persoonlijke betalingsregeling verzocht. Het voordeel van deze regeling is dat er gedurende 24 maanden conform de aanwezige betalingscapaciteit moet worden terugbetaald en dat het restant buiten invordering wordt gesteld. Wel wordt na deze 24 maanden, gedurende 3 jaar eventuele toeslagen en belastingteruggaven, voor zover deze niet in maandelijkse termijnen worden uitbetaald, met de resterende toeslagschuld verrekend.
De persoonlijke betalingsregeling is vanwege de buiten invorderingstelling na 24 maanden een gunstige regeling. Dat is dan ook de reden dat de regeling niet geldt wanneer de toeslagschuld is ontstaan vanwege opzet of grove schuld.
In de onderhavige kwestie was het verzoek om een persoonlijke betalingsregeling vanwege grove schuld afgewezen.  Wel mocht de toeslagschuld in 24 maanden worden terugbetalen, d.w.z. € 620 per maand. Een hiertegen ingediend bezwaar heeft de belastingdienst afgewezen, waartegen vervolgens beroep is aangetekend bij de rechtbank Rotterdam.

Standpunt Belastingdienst/Toeslagen
De Belastingdienst/Toeslagen voert als verweer aan dat er geen aanleiding bestaat om een persoonlijke betalingsregeling op basis van betalingscapaciteit toe te kennen omdat er sprake is van opzet of grove schuld. Betrokkene had namelijk in 2013 geen recht op kinderopvangtoeslag voor haar dochter en heeft zelf ook aangegeven de kinderopvangtoeslag te willen stopzetten. Ze had dus redelijkerwijs kunnen weten dat zij de uitbetaalde kinderopvangtoeslag diende terug te betalen. Ze heeft echter de teveel betaalde kinderopvangtoeslag niet gereserveerd maar besteed aan andere doeleinden. De in artikel 7 van de Uitvoeringsregeling Awir opgenomen regels over uitstel van betaling zijn dan ook niet van toepassing. Bij een terugvordering die te wijten is aan opzet of grove schuld van de belanghebbende kan volgens de Leidraad alleen een betalingsregeling van ten hoogste 24 maanden worden toegestaan, wat in dit geval inhoudt dat ze maandelijks een bedrag van € 620 dient te voldoen.

Standpunt eiseres
Betrokkene voert aan dat geen sprake is van opzet of grove schuld aan haar zijde. Ze heeft de Belastingdienst/Toeslagen meerdere keren verzocht de kinderopvangtoeslag voor haar dochter stop te zetten, voor het eerst op 25 juli 2012. Toen heeft ze doorgegeven dat de kinderopvangtoeslag per 15 december 2012 moest worden stopgezet. Vervolgens heeft ze op 27 september 2012 een wijziging van de locatie van de kinderopvang doorgegeven maar daardoor is per abuis de toeslag voor haar dochter niet per 15 december 2012 stopgezet. Toen ze in november 2013 dit ontdekte heeft zij op 15 november 2013 nogmaals doorgegeven dat de toeslag moest worden stopgezet.
De rechtbank Den Haag heeft bij uitspraak van 21 januari 2014 in een soortgelijke situatie geoordeeld dat mislukte pogingen om de kinderopvangtoeslag stop te zetten niet kunnen worden aangemerkt als opzet of grove schuld. Voorts voert betrokkene aan dat zij het door de Belastingdienst/Toeslagen vastgestelde maandbedrag van € 620 niet kan voldoen, omdat zij dan gezien haar inkomsten en vaste lasten maandelijks slechts een bedrag van € 170 overhoudt om te voorzien in het levensonderhoud van haarzelf en haar vier kinderen. Ze stelt dat er een betalingsregeling naar draagkracht dient te worden getroffen en verwijst daarbij naar de uitspraak van deze rechtbank van 17 april 2014

De rechtbank oordeelt als volgt
Niet in geschil is dat betrokkene in 2013 teveel kinderopvangtoeslag heeft ontvangen, omdat een van de kinderen geen kinderopvang heeft genoten maar ze daar wel kinderopvangtoeslag voor heeft ontvangen en dat ze de teveel ontvangen kinderopvangtoeslag dient terug te betalen. In geschil is of de Belastingdienst/Toeslagen heeft mogen concluderen dat sprake is van opzet of grove schuld en op basis daarvan een persoonlijke betalingsregeling heeft mogen weigeren.

Naar het oordeel van de rechtbank bieden de door de Belastingdienst/Toeslagen naar voren gebrachte feiten en omstandigheden onvoldoende grond om aan te nemen dat betrokkene opzet of grove schuld bij het ontstaan van de terugvordering kan worden verweten. Daartoe acht de rechtbank van belang dat ze op 25 juli 2012 heeft doorgegeven dat de kinderopvangtoeslag voor haar dochter per 15 december 2012 moest worden stopgezet en derhalve de intentie heeft gehad om de kinderopvangtoeslag tijdig stop te zetten. Doordat ze vervolgens op 27 september 2012 een nieuwe wijziging heeft doorgegeven betreffende de locatie van de kinderopvang is de vorige wijziging tot stopzetting van de kinderopvangtoeslag ongedaan gemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank kan haar niet worden verweten dat zij op het moment van het doorgeven van de wijziging van 27 september 2012 had moeten beseffen dat dit de eerder doorgegeven stopzetting ongedaan zou maken. Wel had ze uit de nadien ontvangen voorschotbeschikkingen van 28 december 2012, 22 januari 2013 en 21 maart 2013 alsmede de te hoge maandelijkse voorschotbetalingen, kunnen afleiden dat zij toch nog kinderopvangtoeslag ontving voor haar dochter en niet alleen voor haar andere dochter. Dat ze na ontvangst van de voorschotbeschikkingen niet direct actie heeft ondernomen maar eerst in het informatieformulier van 31 oktober 2013 nogmaals heeft doorgegeven dat haar dochter niet meer naar de kinderopvang ging en vervolgens op 15 november 2013 nogmaals de stopzetting van de kinderopvangtoeslag heeft doorgegeven, acht de rechtbank nalatig maar niet in die mate dat sprake is van een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid. Nu naar het oordeel van de rechtbank de Belastingdienst/Toeslagen niet aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van opzet of grove schuld in het ontstaan van de terugvordering, is ten onrechte de persoonlijke betalingsregeling op basis van betalingscapaciteit geweigerd.

Gelet op het voorgaande is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak.

Meer informatie
- Rb Rotterdam 25 augustus 2014,  ECLI:NL:RBROT:2014:7052
- Rb Den Haag 21 januari 2014,  ECLI:NL:RBDHA:2014:4830
- Rb Rotterdam 17 april 2014, ECLI:NL:RBROT:2014:2804 
- Achtergrondinfo persoonlijke betalingsregeling toeslagen


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn