Onrechtmatig beslag op beheerrekening

Bron: André Moerman
uur

De rechtbank Gelderland moest oordelen in een executiegeschil over beslag op een beheerrekening. De schuldenaar is met haar partner onder bewind gesteld. De inkomsten komen binnen op een zogenaamde beheerrekening en de inkomsten zijn lager dan de beslagvrije voet. De bewindvoerder heeft aan de deurwaarder doorgegeven dat een betalingsregeling, gezien deze situatie niet mogelijk is. Vervolgens legt de deurwaarder namens de schuldeiser beslag op de beheerrekening. De bewindvoerder vordert het getroffen saldo, nu dit lager is dan de beslagvrije voet, en de door de bank in rekening gebrachte kosten terug. De rechtbank Gelderland stelt de bewindvoerder in het gelijk.





Vonnis in kort geding


in de zaak van

Y.C. Tielens-Brouwer, in haar hoedanigheid van beschermingsbewindvoerder van de heer X en mevrouw Y
wonende te Nijmegen
eisende partij
gemachtigde mr. M.C. van der Meij toevoegingsnummer …

tegen

de besloten vennootschap InVesting B.V.
gevestigd te Hilversum
gedaagde partij
gemachtigde H.J. Jansen BV gerechtsdeurwaarders.

Partijen worden hierna Tielens en InVesting genoemd

(...)


2.        De feiten

2.1.     Bij verstekvonnis van 9 december 2011 van de rechtbank Arnhem, sector kanton, locatie Nijmegen (hierna: het verstekvonnis), is mevrouw Y (verder: Y) veroordeeld tot betaling aan InVesting van een bedrag van € 364,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van Y in de proceskosten. 

2.2.     Bij beschikkingen van deze rechtbank d.d. 1 3 augustus 2013 zijn de goederen die (zullen) toebehoren aan Y en haar partner de heer X (verder: X) onder (beschermings)bewind gesteld met benoeming van Tielens tot bewindvoerder.

2.3.     Op 16 september 2013 heeft Tielens in het kader van de bewindvoering op naam van Y en X bij de ABN AMRO bank een beheerrekening en een leefgeldrekening geopend.

2.4.     Bij brief van 8 november 2013 heeft de bewindvoerder de gemachtigde van InVesting op de hoogte gesteld van de onderbewindstelling van Y en X en verzocht om een opgave van betalingsachterstanden of vorderingen.

2.5.     In reactie daarop heeft de gemachtigde van lnVesting op 11 november 2013 aan de bewindvoerder een specificatie van de uit het verstekvonnis voortvloeiende vordering op Y gezonden. Blijkens de specificatie bedroeg de vordering inmiddels € 1.071,24.

2.6.     Bij e-mail van 17 maart 2014 heeft de gemachtigde van InVesting de bewindvoerder verzocht om de actuele stand van zaken.

2.7.     In een e-mail van 19 maart 2014 heeft de bewindvoerder de gemachtigde van InVesting bericht dat de gezamenlijke schuldenlast van X en Y ruim € 200.000,­ bedraagt, zodat het niet mogelijk is een betaalvoorstel te doen.

2.8.     Bij e-mail van 31 augustus 2014 heeft de gemachtigde van lnVesting de bewindvoerder wederom om een actuele stand van zaken gevraagd. Voorts is verzocht om een gericht afbetalingsvoorstel.

2.9.     In een e-mail van 2 september 2014 heeft de bewindvoerder de gemachtigde van InVesting bericht dat een betalingsregeling niet mogelijk is, omdat Y en X slechts de beslagvrije voet overhouden om in hun levensonderhoud te voorzien.

2.10.   Bij brief van 29 januari 2015 heeft de gemachtigde van InVesting de bewindvoerder verzocht om binnen drie dagen aan te geven hoe en op welke manier de vordering van Y voldaan zal worden. Aangegeven is dat bij gebreke van een tijdige reactie, overgegaan zal worden tot het indienen van een klacht tegen de bewindvoerder.

2.11.   Nadat door de gemachtigde van InVesting via de werkgever van Y haar bankrekeningnummer is achterhaald, is op 27 maart 2015 door (de gemachtigde van) InVesting uit hoofde van het verstekvonnis ten laste van Y executoriaal derdenbeslag onder de ABN AMRO bank gelegd op de beheerrekening.

2.12.   Voor de behandeling van het beslag heeft de ABN AMRO bank € 105,00 in rekening gebracht aan Y.

2.13.   Bij brief van 30 maart 2015 heeft de bewindvoerder de gemachtigde van InVesting het volgende bericht:

Inzake onze cliënt, mevr. Y, bij u bekend onder dossiernummer …… , heeft u op 27-03-2015 derdenbeslag  laten [ktr: leggen]  onder de ABN-AMRO bank. Dit beslag heeft het gehele saldo (€ 1.055.69 incl. kosten) getroffen. Middels deze brief wil ik u verzoeken om het saldo beschikbaar te stellen voor de noodzakelijke kosten van bestaan. Daarbij knopen wij aan bij de beslagvrije voet overeenkomstig  art. 475d Rv.

Overeenkomstig bijgevoegde berekening van de beslagvrije voet bedraagt deze € 1.768,71. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de huur- en zorgtoeslag niet worden ontvangen in de zin van art. 475d lid 5 Rv zoals uit bijgevoegd bankafschrift valt af te leiden.


Ondanks het feit dat er in beginsel geen beslagvrije voet geldt voor een bankbeslag gezien er geen sprake is van een periodieke betaling, heeft de Rechtbank reeds diverse malen bepaald dat er desondanks toch een beslagvrije voet kan gelden (zie bijvoorbeeld LJN: BL4599 en BK3544).

Ik wil u daarom verzoeken dienovereenkomstig te handelen, aangezien de rekening waarop beslag is gelegd o.a. gebruikt wordt voor het ontvangen van de WW-uitkering van cliënt. Hierdoor is cliënt niet meer in staat de noodzakelijke kosten (zoals huur, gas en elektra etc.) te voldoen. (...)

2. 14.  In een door InVesting in het geding gebracht overzicht met interne aantekeningen van de gemachtigde van InVesting staat, onder meer, het volgende:

01/04/2015 13:47  Email naar VRIJ > info@unidosbewindvoering.nl; wij gaan geen rekening houden met bvv. (...)

02/04/2015 08:50  Weer mail van bewindvoerder. Komt er eigenlijk op neer dat als wij geen bvv hanteren zij een executie geschil gaan starten. Standpunt blijft zoals het is. Geen bvv. 

02/04/2015 09:56  Mail aan bewindvoerder dat wij het standpunt hanteren dat de bvv niet zal worden toegekend bij een bankbeslag.


2.15.   Op 14 april 2015 heeft de bank het bedrag dat onder het beslag viel uitgekeerd aan de gemachtigde van InVesting. Daarna is het beslag opgeheven en heeft de gemachtigde va n InVesting op 28 mei 2015 de gelden overgedragen aan InVesting en het dossier gesloten.

3.        De vordering en het verweer

3. 1.    Tielens vordert:

a.         InVesting te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting op de beheerrekening van X en Y te voldoen een bedrag van € 1.055,69, te vermeerderen met een bedrag van € 105,- ter zake de in rekening gebrachte bankkosten;

b.         te verklaren voor recht dat X en Y niet verschuldigd zijn aan InVesting de kosten als vermeld in het betekeningsexploot ad € 30,- nakosten, de kosten van betekening ad € 73,45, de "overige executiekosten" ad € 223,34, de kosten ad € 163, 16 en de kosten van overbetekening ad € 65,91.

c.         lnVesting te veroordelen in de kosten van deze procedure.

 

3.2.     Tielens legt, samengevat weergegeven, aan haar vorderingen het volgende ten grondslag. Het beslag dat is gelegd op de beheerrekening is onrechtmatig gelegd omdat willens en wetens geen rekening is gehouden met de beslagvrije voet. Daarbij komt dat het beslag is gelegd uit hoofde van een verstekvonnis dat (enkel) was gericht tegen Y, terwijl door het beslag ook het vermogen van X wordt getroffen. InVesting kan ingevolge het vonnis echter geen verhaal halen op gelden van X. Y en X zijn niet in gemeenschap van goederen gehuwd en er is geen sprake van een geregistreerd partnerschap of een samenlevingsovereenkomst. Ten tijde van de beslaglegging was InVesting ervan op de hoogte dat sprake was van beschermingsbewind, dat door het beslag de beheerrekening werd getroffen en dat op die rekening de periodieke inkomsten van de onder bewind gestelden worden gestort.

Door het verstekvonnis op deze wijze te executeren en welbewust derdenbeslag te leggen zonder rekening te houden met de beslagvrije voet, is volgens Tielens sprake van misbruik van executiebevoegdheid, c.q. misbruik van recht aan de zijde van lnVesting.

Tielens verwijst naar een arrest van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch d.d. 21 april 2015.

Tielens vordert, onder meer, vergoeding van de geleden schade ad € 1.055,69, zijnde het bedrag dat volgens haar door de bank aan InVesting is uitgekeerd onder het beslag en een bedrag van € 105,00 i n verband met door de bank in rekening gebrachte kosten.

3.3.     InVesting voert verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen. InVesting wenste haar vordering uit hoofde van het (onherroepelijke) verstekvonnis te incasseren. De bewindvoerder heeft na herhaalde verzoeken geen, althans onvoldoende inkomstengegevens van Y en X overgelegd en geen voorstel gedaan om (via een betalingsregeling) de vordering te voldoen. Nadat de gemachtigde van InVesting via de werkgever van Y het bankrekeningnummer van Y had achterhaald, is beslag gelegd onder de bank. Volgens InVesting is de executie van het verstekvonnis en het uit hoofde daarvan gelegde beslag rechtmatig geschied. lnVesting betwist de toepasselijkheid van de beslagvrije voet nu het gaat om een bankbeslag en betwist ook de gestelde hoogte (€ 1.768,71) van de beslagvrije voet.

3.4.     Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.


4.         De beoordeling

4.1.     Het spoedeisend belang van de vordering vloeit voort uit de stellingen van Tielens.

4.2.     Tussen partijen is in geschil of het door InVesting gelegde executoriale derdenbeslag onder de ABN AMRO bank onrechtmatig is, zoals door Tielens wordt gesteld en door InVesting is betwist. Kernvraag is of de beslagvrije voet, die ex artikel 475b Rv en volgende geldt voor beslag op periodieke betalingen, waaronder bijvoorbeeld het loon, in het onderhavige geval naar analogie ook dient te gelden bij een bankbeslag.

4.3.     Namens InVesting is derdenbeslag gelegd op de gezamenlijke (beheer)rekening van Y en X. Daargelaten dat InVesting enkel in het bezit van een executoriale titel ten opzichte van Y, zich in beginsel niet mag verhalen op het vermogen van een niet-schuldenaar (X), overweegt de kantonrechter ten aanzien van de gestelde onrechtmatigheid van het beslag als volgt.

4.4.     Voldoende aannemelijk is - InVesting heeft dat immers niet betwist - dat op de bankrekening die door het beslag is getroffen maandelijks (slechts) het loon van Y ad € 359,43 en de WW-uitkering van X ad € 1047,20 worden bijgeschreven. Aannemelijk is ook dat zowel (enkel) het loon van Y, als het loon van Y en de uitkering van X gezamenlijk, zijnde (het totaal van) de maandelijkse (periodieke) inkomsten op deze rekening, onder de beslagvrije voet ligt dan wel liggen. InVesting heeft de hoogte van de door de bewindvoerder gestelde en met stukken onderbouwde beslagvrije voet (productie 8 bij dagvaarding) van € 1.768,71 op onderdelen weliswaar betwist, maar heeft niet betwist dat zowel het inkomen van Y alleen, als de totale in komsten van Y en X samen onder de beslagvrije voet liggen.

4.5.     Uitgangspunt is dat, tenzij de wet of een overeenkomst anders bepaalt, een schuldeiser zijn vordering op alle goederen van de schuldenaar mag verhalen. Het verhaalsrecht wordt echter beperkt door de artikelen 475b - 475g Rv waarin is bepaald dat op het gedeelte van het inkomen dat nodig is voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud, zijnde de beslagvrije voet, geen geldig beslag kan worden gelegd.

De beslagvrije voet geldt in beginsel alleen voor beslag op vorderingen tot periodieke betalingen. Namens InVesting is beslag gelegd onder de ABN AMRO bank. Weliswaar verbindt de wet aan een dergelijk beslag - dat immers geen beslag is op vorderingen tot periodieke betalingen - geen beslagvrije voet, maar dat betekent niet dat in een geval als het onderhavige de schuldenaar zich geen rekenschap hoeft te geven van de omstandigheid dat met het beslag juist dat inkomen wordt geblokkeerd dat de schuldenaar nodig heeft voor de noodzakelijke kosten van levensonderhoud. De gemachtigde van lnVesting wist ten tijde van de beslaglegging dat X en Y onder beschermingsbewind stonden, was door de bewindvoerder op de hoogte gebracht van het feit dat de gezamenlijke schulden circa € 200.000,- bedragen, dat er geen mogelijkheid bestaat om tot voldoening dan wel aflossing van de vordering van lnVesting te komen en dat X en Y op dan wel onder de beslagvrije voet leven. Aannemelijk is voorts dat InVesting, althans haar gemachtigde die namens haar het beslag heeft gelegd, willens en wetens onder de bank beslag heeft gelegd, hetgeen onder meer blijkt uit de in de eigen verslaglegging van de gemachtigde vermelde e-mailcorrespondentie waarin de gemachtigde heeft meegedeeld dat (kennelijk bewust) geen rekening wordt gehouden met de beslagvrije voet. Door onder deze omstandigheden geen rekening te houden met de beslagvrije voet, maakt lnVesting misbruik van recht en handelt zij onrechtmatig jegens Tielens. Dat de bewindvoerder eerst daags na de beslaglegging een berekening van de (hoogte van de) beslagvrije voet aan de gemachtigde heeft toegezonden, maakt dit oordeel, zeker tegen de achtergrond van alle reeds bij lnVesting althans haar gemachtigde bekend zijnde gegevens, niet anders. Bij een andersluidend oordeel zou de bescherming die Y en X toekomt op grond van de artikel 475b - 475g Rv illusoir worden, hetgeen tot maatschappelijk onaanvaardbare consequenties zou leiden.

4.6.     Nu aangenomen moet worden dat lnVesting door het leggen van het onderhavige beslag onrechtmatig heeft gehandeld jegens Tielens (Y en X), is zij gehouden de daaruit voortvloeiende schade te vergoeden. Uit de overgelegde stukken blijkt dat door de bank ten laste van de beheerrekening aan de gemachtigde van InVesting een bedrag is overgemaakt van € 1.055.69 (productie 12 bij dagvaarding) en voorts dal in verband met de beslaglegging een bedrag van € 105,- aan kosten is berekend (productie 7 bij dagvaarding).

InVesting heeft deze bedragen onvoldoende gemotiveerd betwist. De enkele opmerking tijdens de mondelinge behandeling dat (slechts) een bedrag van € 1.030,69 uit het beslag is ontvangen, is op geen enkele wijze (met een schriftelijk stuk) onderbouwd. De vordering za l daarom worden toegewezen als na te melden.

4.7.     Omdat dit gedeelte van de vordering reeds op grond van het bovenstaande dient te worden toegewezen, behoeven de overige stellingen en standpunten geen bespreking meer.

4.8.     De vordering strekkende tot een verklaring voor recht dient te worden afgewezen nu, gelet op de aard van de onderhavige procedure, bij wege van een voorlopige voorziening daarvoor geen plaats is. Overigens heeft de gemachtigde van InVesting ter zitting verklaard dat door uitbetaling van de onder het beslag vallende gelden (volgens lnVesting € 1.030,69) de gehele vordering is voldaan en het dossier is gesloten.

4.9.     lnVesting zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.

 

5.         De beslissing

De kantonrechter

Rechtdoende als voorzieningenrechter

5.1.     veroordeelt InVesting om tegen behoorlijk bewijs van kwijting op de beheerrekening van X en Y te voldoen een bedrag van € 1.055,69, te vermeerderen met een bedrag van € 105,- terzake de in rekening gebrachte bankkosten;

5.2.     veroordeelt InVesting in de proceskosten tot aan deze uitspraak aan de zijde van Tielens begroot op € 94,19 kosten dagvaarding € 78,- vast recht en € 600,- aan salaris gemachtigde;

5.3.     bepaalt dat InVesting van het totaal bedrag aan proceskosten het door Tielens betaalde vastrecht van € 78,- en het salaris gemachtigde van € 600.- moet betalen aan de gemachtigde van Tielens en de explootkosten van € 94,19 aan de griffier van de rechtbank Gelderland, door voldoening van de nota die het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak zal toesturen;

5.4.     verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;

5.5.     wijst het meer of anders gevorderde af.

Dit vonnis is gewezen door de kantonrechter mr. J.M. Graat en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2015.


Meer informatie
- Rb Gelderland 31 juli 2015
- Achtergrondinfo bankbeslag


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn