Onderbewindstelling als voorwaarde voor woonvoorziening

Bron: André Moerman
uur

Het komt regelmatig voor dat onderbewindstelling als voorwaarde wordt gesteld om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening. Een kwalijke zaak want het is aan de rechter om te beoordelen of onderbewindstelling noodzakelijk is. De kantonrechter Bergen op Zoom moest oordelen over een dergelijk verzoek. Opmerkelijk is dat de kantonrechter meegaat in het verzoek terwijl hij vaststelt dat betrokkene niet aan de voorwaarden voor onderbewindstelling voldoet. Opmerkelijk is in casu ook dat de rechter ambtshalve beslist de onderbewindstelling in het bewindregister moet worden gepubliceerd, aangezien dit juist in dit geval niet noodzakelijk lijkt.




Het verzoek

Verzoeker, thans 62 jaar oud, wil zich onder bewind laten stellen. Hij is op dit moment inwonend bij zijn dochter. Gezien de gezinssituatie bij de dochter is deze inwoning niet meer langer wenselijk. In overleg met maatschappelijk werk is een vorm van begeleid wonen aangevraagd bij Stichting X. Hij heeft er al op proef gewoond en dat is hem goed bevallen. Hij zou daar graag naar willen verhuizen. Stichting X stelt echter als voorwaarde dat hij zich door de kantonrechter onder bewind laat stellen. Hij heeft zelf geen bezwaar tegen deze voorwaarde omdat hij al eerder problemen heeft gehad met het doen van zijn financiële administratie.


Beoordeling verzoek

De kantonrechter komt tot de volgende beoordeling:

Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is naar het oordeel van de kantonrechter niet voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van de geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is zelf ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Weliswaar heeft verzoeker wat gezondheidsklachten, te weten COPD, maar deze klachten maken niet dat hij als direct gevolg hiervan niet in staat zou zijn zelf zijn vermogensrechtelijke belangen te behartigen. Niet gesteld of gebleken is dat er sprake is van andersoortige lichamelijke en/of geestelijke klachten, als bedoeld in
artikel 1:431 Burgerlijk Wetboek (BW). Verkwisting dan wel het hebben van problematische schulden is ook niet aan de orde. Wel is er duidelijk sprake van een zorgbelang aan de zijde van rechthebbende.

De kantonrechter is (ambtshalve) bekend met Stichting X in Nederland. De stichting werd in 1986 opgericht. Er zijn thans een aantal projecten in Nederland, waaronder een project in [vestiging tehuis] . Verzoeker lijkt -voor zover de kantonrechter dit kan inschatten- wel tot de doelgroep voor het tehuis te behoren, zoals op de website te lezen valt.
 
De kantonrechter heeft tijdens voormelde terechtzitting aangegeven dat hij, strikt formeel, onvoldoende wettelijke grondslag ziet om tot een toewijzing van het verzoek te komen. De kantonrechter heeft ter zitting ook aangeven dat hij grote vraagtekens plaats bij de voorwaarde die kennelijk door of namens stichting X wordt gesteld om in aanmerking te komen voor een woonvoorziening binnen het tehuis. Voormelde stichting gaat hiermee min of meer op de stoel van de kantonrechter zitten. De kantonrechter ziet dit steeds vaker. Er zijn ook veel gemeentes die aan de toelating tot de schuldensanering steeds vaker de voorwaarde stellen dat door betrokkene beschermingsbewind wordt aangevraagd. De kantonrechter ziet dit als een onwenselijke ontwikkeling. Het gaat niet aan om de direct betrokkenen op deze wijze “onder druk te zetten”.

In voormelde e-mail d.d. 3 juni 2016 van de voorgestelde bewindvoerder wordt melding gemaakt van het feit dat zij verzoeker na de terechtzitting nog persoonlijk gesproken heeft. “Hij is zeer teleurgesteld en verwacht dat hij nu niet gebruik kan maken van de mogelijkheden bij stichting X. Het gaf hem de nodige stress, aangezien ook zijn dochter heeft aangegeven dat het zeer wenselijk is dat hij zelfstandig gaat wonen.” De bewindvoerder wijst op het sociale aspect en de mogelijkheid om bij eventuele gezondheidsklachten (COPD) direct gebruik te maken van de verzorging van de stichting. In de afgelopen jaren heeft hij regelmatig problemen gehad met zijn longen. Hij is via stichting X gerevalideerd. De voorgestelde bewindvoerder verzoekt de kantonrechter om dit in zijn definitieve beslissing mee te nemen.

De kantonrechter is -gelet op bovenstaande- van oordeel dat hij het onderhavige verzoek tot het instellen van een beschermingsbewind toch dient toe te wijzen. Van doorslaggevende betekenis acht hij hierbij dat het uiteindelijk het eigen verzoek is van rechthebbende om al zijn huidige en toekomstige goederen onder bewind te (laten) stellen. De belangen van rechthebbende dienen voorop te staan. Hij heeft er een groot belang bij te gaan wonen binnen het tehuis.
De enkele omstandigheid dat hij sinds 1999 steeds bij zijn familie heeft ingewoond, zegt ook veel over zijn mogelijkheden. De kantonrechter zal het bewind instellen wegens de lichamelijke en geestelijke toestand van rechthebbende.

Ter zitting is de kantonrechter verder gebleken dat betrokkene in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen. Hij wordt in staat geacht de rekening en verantwoording ter goedkeuring te ondertekenen.

Tegen de voorgestelde bewindvoerder zijn geen bezwaren gerezen.

De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen bewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW).

De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen bewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).

Op grond van de bevoegdheid als omschreven in artikel 1:436 lid 3 BW bepaalt de kantonrechter dat de onderhavige beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.


Meer informatie
- Rb Zeeland-West-Brabant 24 juni 2016, ECLI:NL:RBZWB:2016:5844


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn