NS afgestraft vanwege weigering schuldregeling

Bron: André Moerman
uur

De Nederlandse Spoorwegen wil voor boetes vanwege zwartrijden niet instemmen met een schuldregeling. Bij een recente boete kun je je daar ook wat bij voorstellen. Dit soort schulden zijn immers niet te goeder trouw gemaakt. Maar wanneer het langer geleden is gebeurd en de cliënt z’n leven weer op orde heeft, is zo’n blokkade onredelijk. Zo denkt ook de rechtbank Midden-Nederland die een verzoek om een dwangakkoord kreeg voorgelegd ivm een boete van € 80. De NS moet instemmen met de schuldregeling en ‘voor straf’ € 846 aan proceskosten betalen.




Wat vooraf ging
X is een alleenstaande man van 29 jaar. Hij heeft een tijdelijke fulltime baan, met zicht op een vaste aanstelling. Zijn schulden dateren uit de periode 2011-2017. Vanaf 21 november 2016 wordt zijn inkomen beheerd via Stadsgeldbeheer.
X heeft 12 concurrente schuldeisers, die van hem € 17.573,35 te vorderen hebben. De vordering van de NS bedraagt € 80,10, zijnde 0,46 %van de totale schuldenlast. Stadsgeldbeheer heeft op 27 februari 2018 een schuldregeling aangeboden aan de schuldeisers en op 15 augustus 2018 een heroverweging aan de weigerende schuldeiser gestuurd. Daarna heeft schuldhulpverlening nog twee keer de NS verzocht te reageren op de heroverweging. Daarop heeft de NS op 19 september 2018 meegedeeld niet mee te kunnen werken aan het akkoord omdat het reizen zonder geldig vervoersbewijs een strafrechtelijke overtreding is.
De voorgestelde schuldregeling houdt in dat X gedurende 36 maanden de afloscapaciteit reserveert. In totaal komt het voorstel er op neer dat € 18.488,91 beschikbaar is voor de schuldeisers. Wanneer de Wsnp toegepast zou worden zou slechts € 14.672,91 beschikbaar zijn.
De schuldregeling is door alle schuldeisers aanvaard, behalve door de NS.
X verzoekt de rechtbank om NS te bevelen in te stemmen met de schuldregeling. Vanwege de onnodige extra kosten die Stadsgeldbeheer heeft moeten maken, wordt tevens verzocht om NS in de proceskosten te veroordelen ad. € 846,60.
 
NS is niet ter zitting verschenen en heeft geen schriftelijk verweer gevoerd.


3. De beoordeling

3.1. Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser vrij staat om te verlangen dat zijn vordering volledig wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering staat het belang van NS bij weigering van instemming met de schuldregeling vast. De rechtbank stelt allereerst vast dat de vordering van NS een zeer beperkt deel van de totale schuldenlast van X betreft, namelijk 0,49 %.

3.2. Bij de beoordeling van de vraag of NS in redelijkheid tot hun weigering konden komen, moet worden gekeken naar de inhoud van het akkoord. Het akkoord zal in beginsel moeten worden vergeleken met de situatie waarop voor X de wettelijke schuldsaneringsregeling van toepassing wordt, zoals subsidiair gevorderd. Indien wordt uitgegaan van de huidige situatie voor wat betreft het inkomen, biedt het aangeboden akkoord meer voor de schuldeisers dan in een schuldsaneringsregeling. Zo bezien is het aangeboden akkoord voor NS en de overige schuldeisers gunstiger.

3.3. De rechtbank neemt verder de volgende omstandigheden in aanmerking. X en de schuldhulpverlening hebben ter zitting aannemelijk gemaakt dat hij de voorgestelde schuldregeling via het akkoord zonder problemen kan nakomen. De extra waarborgen die een wettelijk traject biedt zijn dan ook niet nodig om het volbrengen van de regeling te waarborgen. Aanvaarding van de schuldregeling zal tot gevolg hebben dat alle schuldeisers minimaal 50,09 % van hun vorderingen tegemoet kunnen zien. Mocht X meer gaan verdienen, dan zal dit tot een hogere uitkering aan de schuldeisers leiden. Indien het verzoek om een gedwongen schuldregeling wordt afgewezen is het zeer aannemelijk dat X zal worden toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.

3.4. Gezien het voorgaande kan worden vastgesteld dat de vooruitzichten voor de schuldeisers bij aanvaarding van het akkoord alsnog gunstiger zijn dan bij verwerping daarvan. Gelet hierop heeft NS in redelijkheid niet tot weigering van instemming met deze schuldregeling kunnen komen. Hierbij betrekt de rechtbank het gegeven dat de NS niet op de zitting is verschenen en geen schriftelijk verweer heeft gevoerd. De enkele stelling dat de NS niet mee kan werken aan het akkoord omdat het reizen zonder geldig vervoersbewijs een strafrechtelijke overtreding is, is daartoe niet voldoende. Dit geldt temeer daar de andere boetes vanwege zwart rijden voor het CJIB geen aanleiding hebben gegeven om het aangeboden akkoord af te wijzen. Het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord zal daarom worden toegewezen.

3.5. Uit de parlementaire geschiedenis blijkt dat de kostenveroordeling uit artikel 287a lid 6 Fw een stimulans moet zijn om in het minnelijk traject tot een schuldregeling te komen. Uit artikel 285 Fw vloeit voort dat het minnelijk traject moet worden begeleid door het college van burgemeester en wethouders, een gemeentelijke kredietbank of de krachtens de in artikel 48, eerste lid, onderdeel d van de Wet op de consumentenkrediet toegelaten personen. Nu ook de schuldhulpverlening zelf heeft verzocht om een kostenveroordeling vanwege de weigerachtige en onbegrijpelijke houding van de NS ten aanzien van een boete acht de rechtbank het verzoek toewijsbaar zoals verzocht.

3.6. Aangezien het verzoek tot vaststelling van een dwangakkoord wordt toegewezen, komt het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling niet meer aan de orde.


4. De beslissing

De rechtbank:

  • beveelt NS klantenservice /bureau nabetalingen in te stemmen met de schuldregeling;
  • veroordeelt NS klantenservice /bureau nabetalingen in de kosten van deze procedure, zijnde € 846,60;
  • wijst het meer of anders verzochte af.


Meer informatie
- Rb Midden-Nederland 7 februari 2019, zaaknummer: G16/469992 / FT RK 18/1584
- Toewijzing dwangakkoord? Toewijzing proceskosten!


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn