Hoe de dalende instroom in de Wsnp - bij onverminderde schuldenproblematiek – te keren?

Bron: mr. B.J. Engberts
uur

Sinds 2011 is de instroom in de in de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) bijna gehalveerd. Dit terwijl de schuldenproblematiek onverminderd omvangrijk is. Reden voor mr. Engberts, rechter te Arnhem en voormalig voorzitter Recofa, om een open brief aan minister Dekker te schrijven.




Geachte minister Dekker,

Het regeerakkoord bevat een passage over de aanpak van de schuldenproblematiek in dit land. Die aandacht voor problematische schulden is terecht want al tientallen jaren gaan tallozen gebukt onder schulden die zij niet af kunnen lossen. Hun problemen zijn nauwelijks te bevatten. De investeringen in schuldhulpverlening nemen jaar op jaar toe. Toch slagen wij er niet in om dit probleem te verkleinen. Waar begin deze eeuw gesproken werd van naar schatting 250.000 Nederlanders met problematische schulden valt in een recent nieuwsbericht van uw kabinet (van 23 mei 2018) te lezen dat ongeveer 1,4 miljoen Nederlandse huishoudens problematische schulden of een risico daarop hebben! Ik plaats hier een uitroepteken want dat is een enorm aantal. Preventie en schuldhulpverlening lijken hier tekort te schieten. Dit alles is reeds in vele rapporten en door diverse journalisten van bijvoorbeeld De Groene Amsterdammer en De Correspondent (recent met name Jesse Frederik) uitstekend beschreven. Ik neem aan dat u deze publicaties kent.

In dit verontrustende beeld valt op – en dit is wat onderbelicht – dat de instroom in de wettelijke schuldsaneringsregeling (Wsnp) alsmaar verder daalt. Van ongeveer 14.700 in 2011 naar 8.300 in 2017. De instroom zal dit jaar naar verwachting zelfs dalen tot ongeveer 6.000. Die enorme daling wordt vrijwel uitsluitend verklaard door de daling van het aantal ingediende verzoeken. En dat is zo jammer want uit gedegen onderzoek (de Wsnp wordt jaarlijks gemonitord) blijkt hoe effectief de Wsnp is. Uit de meest recente Monitor WSNP (over het jaar 2016) blijkt dat maar liefst 89% van de mensen die toegelaten worden tot de Wsnp, na het traject schuldenvrij is. Ten aanzien van het minnelijk traject blijkt uit de jaarcijfers van de NVVK over 2016 dat slechts in 41% van de (aangemelde) gevallen met succes een regeling tot stand werd gebracht. Daarvan werd 64 % succesvol afgerond zodat van de aangemelde mensen met problematische schulden slechts 26 % (64% van 41%) is geholpen (schuldenvrij is). En dan is de Wsnp ook nog ‘goedkoop’ omdat deze voor een groot deel door de schuldeisers betaald wordt.

Hoe is deze daling van het aantal schuldsaneringsverzoeken te verklaren? Vanuit mijn ervaring als rechter, (voormalig) voorzitter van Recofa (het overleg orgaan van insolventierechters in Nederland) en medewerker van Wsnp Periodiek is mijn analyse de volgende. Vast staat dat de sterke krimp van de Wsnp samenvalt met een enorme stijging van het aantal beschermingsbewinden. Dit aantal is van 122.000 in 2011 gestegen naar 242.000 in 2017 waarvan een groot deel mensen betreft met problematische schulden (schuldenbewind). De uitstroom of doorstroom van schuldenaren in beschermingsbewind naar de Wsnp is minimaal terwijl het toch de bedoeling is dat schuldenbewinden tijdelijk zijn. Daarnaast is er een grote groep mensen met problematische schulden die soms jarenlang met budgetbeheer ‘in de schuldhulp’ zit. Waarom steeds minder van hen doorstromen naar de Wsnp is niet helemaal duidelijk. Mogelijk wordt in veel gevallen geen Wsnpverzoek bij de rechtbank ingediend omdat niet aan de toelatingscriteria wordt voldaan. Een andere mogelijkheid is dat er te weinig stimulans is om door te verwijzen naar de Wsnp.

Wie kan deze patstelling doorbreken? Ik denk dat u dat kan door middel van drie maatregelen/wetswijzigingen. Uw idee om te experimenteren met lagere regelgeving (AmvB), de ‘Experimentenwet rechtspleging’, kan daarbij wellicht behulpzaam zijn. Waarschijnlijk heeft u daaraan al gedacht want de Faillissementswet (Fw) is in het experiment opgenomen onder andere in verband met de brede aanpak van de schuldenproblematiek, die ook de procesrechtelijke aspecten van deze wet raken.

Ten eerste kunt u de beschermingsbewindvoerders verplichten om – na een zekere, niet al te lange periode – aan de insolventierechter voor te leggen of de schuldenaar in aanmerking komt voor een schuldsaneringsregeling, tenzij een schuldregeling is bereikt. Dus ook zonder dat een minnelijk traject is doorlopen en zonder dat een verklaring van of namens de gemeente (art. 285 lid 1 onder f Fw) hierover wordt verlangd. Dat is dan een beetje in lijn met een recente motie van de SP om het minnelijk traject als verplicht voorportaal van de Wsnp af te schaffen. De gedachte hierbij is dat de beschermingsbewindvoerder na die periode de financiën op orde heeft en heeft onderzocht of een schuldregeling mogelijk is.

Ten tweede kunt u (of uw collega van Sociale Zaken) schuldhulpverleners verplichten om na een zekere periode van schuldhulpverlening het dossier met een Wsnp-verzoek aan de insolventierechter voor te leggen. Ook hier geldt dat van schuldhulpverlening verwacht mag worden dat de financiën na die periode op orde zijn en dat duidelijk is of een schuldregeling mogelijk is.

Deze twee maatregelen kunnen het beste gecombineerd worden met een herijking van de toelatingseisen van de Wsnp. Gezien de enorme schuldenproblematiek is de tijd daar rijp voor. Een belangrijk obstakel voor velen is de voorwaarde (voor toelating tot de Wsnp) dat men gedurende vijf jaar te goeder trouw moet zijn geweest ten aanzien van het ontstaan en onbetaald laten van de schulden. Waar de schuldsaneringsregeling in principe drie jaar duurt, levert dat een periode van acht jaar in totaal op. Die vijfjaarstermijn is historisch gezien terug te voeren op de algemene wettelijke termijn voor verjaring van vorderingen (van vijf jaar). Gedacht kan worden, gegeven de omvang van het schuldenprobleem, aan een kortere termijn voor de goede-trouw-toets. Bijvoorbeeld een termijn die inclusief de termijn van de Wsnp vijf jaar is met een mogelijkheid voor verlenging of uitzondering voor bepaalde fraude schulden en/of strafrechtelijke schulden. Er is een tweede aspect dat heroverweging verdient: de goede-trouw-toets is ingegeven door de gedachte dat geen misbruik van de wettelijke schuldsaneringsregeling gemaakt mag worden en dat het maatschappelijk draagvlak voor het kwijtschelden van schulden niet ondermijnd mag worden. Tegen die achtergrond kan gedacht worden aan een (sub)regel die inhoudt dat de goede-trouw-toets niet van toepassing is als desbetreffende schuldeiser instemde met een aanbod voor een minnelijke schuldregeling en/of met toelating tot de Wsnp; dit komt in de praktijk met enige regelmaat voor.

Ik hoop van harte dat u deze ideeën wilt onderzoeken en dat ook uw ministerie (aldus) wil bijdragen aan de bestrijding van de schuldenproblematiek.

Hoogachtend,

mr. B.J. Engberts

Rechter te Arnhem, voormalig voorzitter Recofa en medewerker van WSNP Periodiek

Deze brief is eerder gepubliceerd in WSNP-Periodiek


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn