Herhaaldelijk dagvaarden, onnodig kosten maken

Bron: André Moerman
uur

Een debiteur wordt herhaaldelijk, telkens voor een nieuwe periode, gedagvaard voor een premieachterstand bij een ziektekostenverzekering, waardoor onnodig kosten worden gemaakt.  In 2010 zijn hierover Kamervragen gesteld. De KBvG heeft  tegen het betreffende deurwaarderskantoor een klacht ingediend bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. En inmiddels is er een uitspraak in hoger beroep. Een overzicht.

Kamervragen over opknippen vordering
Op 8 juli 2010 werden aan minister Klink van Volksgezondheid Kamervragen gesteld over de inning van bestuursrechtelijke zorgpremie bij onderbewindgestelden. De minister kreeg een concrete casus voorgelegd en één van de vragen ging over het opknippen van vorderingen:

Vraag 7
Hoe beoordeelt u het feit dat de gerechtsdeurwaarder de totale premieachterstand in 8 porties heeft opgeknipt, en daarmee 8 keer de proceskosten probeert te innen, zodat niet de betalingsachterstand van € 2024,50 maar een totale som van € 4750,36 betaald moet worden? Welke maatregelen gaat u nemen tegen dergelijke praktijken of specifiek tegen deze gerechtsdeurwaarder?

Antwoord 7
De Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders (KBvG) heeft mij meegedeeld dat haar niet is gebleken dat de totale premieachterstand is opgeknipt, doch dat er, al dan niet op verzoek van de zorgverzekeraar, herhaaldelijk een gerechtelijke procedure is opgestart voor de achtereenvolgens opeisbare premieachterstanden. De KBvG heeft het betreffende gerechtsdeurwaarderskantoor bericht dat zij in verband met dit geval een klacht bij de tuchtrechter zal indienen tegen het kantoor wegens het niet handelen zoals een goed gerechtsdeurwaarder betaamt.

Klacht gegrond, maar geen maatregel
Zoals aangekondigd in de Kamervragen heeft de KBvG tegen de betreffende deurwaarder een klacht ingediend bij de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders. Volgens de KBvG heeft de deurwaarder onnodig kosten gemaakt door de debiteur 7 keer te dagvaarden. De deurwaarder heeft volgens de KBvG hiermee in strijd gehandeld met artikel 1 en artikel 10 van de Verordening beroeps- en gedragsregels gerechtsdeurwaarders.
Volgens de Kamer is de klacht gegrond. Ze legt echter geen maatregel op met als overweging:

“Het is de Kamer bekend dat binnen de beroepsgroep verschillend gedacht wordt over de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan incasso-opdrachten met betrekking tot repeterende vorderingen. Ook de KBvG heeft desgevraagd ter zitting meegedeeld niet precies aan te kunnen geven hoeveel keer en binnen welk tijdbestek een gerechtsdeurwaarder repeterend mag dagvaarden voordat dat de met het optreden van de gerechtsdeurwaarder samenhangende kosten disproportioneel zijn.”

KBvG gaat in hoger beroep
De Kamer voor gerechtsdeurwaarders zag af van het opleggen van een maatregel. Gezien het vrij extreme feitencomplex een wel heel bijzondere oordeel. De KBvG laat het hier dan ook niet bij zitten en gaat in beroep. Het Hof Amsterdam oordeelt anders.

6.2.  Artikel 10 van de Gedragsregels bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder geen onnodige kosten mag maken. De toelichting op dit artikel maakt duidelijk dat dat ook niet is toegestaan wanneer een opdrachtgever erom vraagt. In deze zaak gaat het om de vraag in hoeverre het een gerechtsdeurwaarder is toegestaan als incassogemachtigde een debiteur te blijven dagvaarden voor nieuwe vorderingen, als er al een executoriale titel is of zelfs meer executoriale titels zijn voor eerdere vorderingen op dezelfde debiteur.

6.3. Bij de beantwoording van deze vraag stelt het hof voorop dat deze niet in algemene zin beantwoord kan worden, maar dat de beoordeling zal worden toegespitst op de klacht, die aan het hof is voorgelegd.

6.4. Hoewel een gerechtsdeurwaarder door een opdrachtgever wordt ingeschakeld en hij in beginsel zijn ministerie dient te verlenen, dient hij als zelfstandig openbaar ambtenaar dergelijke opdrachten zorgvuldig te beoordelen, waarbij van hem een kritische houding mag worden verwacht. De gerechtsdeurwaarder heeft als openbaar ambtenaar immers niet alleen met de belangen van de opdrachtgever, maar ook met die van de wederpartij van zijn opdrachtgever te maken.

6.5. In het onderhavige geval wordt het beroep van de gerechtsdeurwaarder op haar ministerieplicht verworpen. Allereerst omdat het hier gaat om een wederpartij die in [plaatsnaam] woonachtig was. Ingevolge artikel 11 GDW was de in [plaats] gevestigde gerechtsdeurwaarder slechts verplicht haar ministerie te verlenen in dat arrondissement. Daarnaast wordt opgemerkt dat het hier gaat om een incasso-opdracht en niet om een opdracht om een ambtshandeling te verrichten. De gerechtsdeurwaarder heeft verklaard dat zij die incasso-opdrachten via protocollen met haar opdrachtgever uitvoert. Ook in die zin was dus geen sprake van een ministerieplicht.

6.6. Op zichzelf heeft de gerechtsdeurwaarder terecht aangevoerd dat een gedaagde partij het nu door de KBvG ingenomen standpunt in de civiele procedure aan de rechter kan voorleggen, waarna die rechter daarover een oordeel zal geven. Voor de gerechtsdeurwaarder is dat echter geen vrijbrief om als incassogemachtigde in het geheel geen rekening te houden met de belangen van een schuldenaar. De gerechtsdeurwaarder zal telkens zelf dienen te toetsen of de grenzen van het toelaatbare worden overschreden. Terecht heeft de kamer geoordeeld dat een gerechtsdeurwaarder een eigen verantwoordelijkheid heeft voor de proportionaliteit van de te maken kosten.

6.7. De gerechtsdeurwaarder heeft de desbetreffende schuldenaar gedagvaard voor onbetaald gelaten premies ziektekostenverzekering. Dat resulteerde in een verstekvonnis van 22 oktober 2008, dat aan de schuldenaar werd betekend. Hierop werd er telefonisch contact opgenomen door familie van de schuldenaar en werd een betalingsregeling getroffen. Die regeling werd niet nagekomen. Daarna heeft de gerechtsdeurwaarder voor een nieuwe maandpremie (inclusief incassokosten en btw een bedrag van € 90,19) opnieuw een dagvaarding aan de schuldenaar betekend, wat op 25 februari 2009 een tweede verstekvonnis opleverde. Vervolgens heeft deze werkwijze zich herhaald en werden er op 22 april 2009, 1 juli 2009, 30 september 2009, 27 januari 2010 en 17 februari 2010 nog vijf verstekvonnissen verkregen, waarna bij één exploot uit kracht van alle vonnissen derdenbeslag werd gelegd.

6.8. Ter zitting heeft de gerechtsdeurwaarder aan het hof niet kunnen duidelijk maken waarom zij niet al na het eerste of tweede vonnis beslag heeft gelegd, maar in plaats daarvan daarmee heeft gewacht totdat er zeven vonnissen waren. Bij de toegepaste handelwijze heeft de opdrachtgever/schuldeiser geen voordeel. De gerechtsdeurwaarder heeft ook niet betwist dat zij niet de opdracht had om de vorderingen door zeven afzonderlijke dagvaardingen te incasseren. De schuldenaar heeft uiteraard evenmin voordeel van deze methode. Zij werd immers zeven maal veroordeeld tot het betalen van de kosten van het exploot van dagvaarding, het salaris-gemachtigde en de kosten van het exploot van betekening. Al deze kosten komen ten gunste van de gerechtsdeurwaarder.

Gerechtsdeurwaarder krijgt boete
Het hof is van oordeel dat het handelen van de gerechtsdeurwaarder tuchtrechtelijk laakbaar is, omdat zij door aldus te handelen onnodig kosten heeft gemaakt. De klacht is daarom gegrond.
Anders dan de Kamer voor Gerechtsdeurwaarders is het hog van oordeel dat er wel een maatregel moet volgen.
Het hof legt de gerechtsdeurwaarder een boete op van  €2500.

Meer informatie
- Hof Amsterdam 31 januari 2012, LJN BV5538
- Kamervragen over opknippen vordering
- Zie ook “Deurwaarder moet bij loonbeslag dossiers samenvoegen”


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn