Gedagvaard door Waternet voor € 2,05

Bron: André Moerman
uur

De kosten voor een gerechtelijke procedure zijn inmiddels behoorlijk gestegen. Je zou verwachten dat dan niet te snel een procedure gestart wordt. Dit lijkt niet voor Stichting Waternet te gelden. Zij starten een procedure voor € 2,05. De rechter overweegt ten overvloede dat wanneer een vordering in de incassofase grotendeels is betaald er voorafgaand aan een gerechtelijke procedure eerst nogmaals gesommeerd moet worden.

Vordering
Waternet vordert gedaagde te veroordelen tot betaling van € 2,05. Waternet stelt dat zij een vordering had op gedaagde van € 197,43, waarop door gedaagde een bedrag van € 195,38 in mindering is betaald.

Verstek
Gedaagde is niet verschenen en heeft dus geen verweer gevoerd. Tegen hem is verstek verleend. De rechter zal de vordering dan ambtshalve toetsen en deze toewijzen, tenzij de vordering de rechter onrechtmatig of ongegrond voorkomt.

Wettelijke handelsrente
De oorspronkelijke vordering vóór betaling van € 195,38 bevat een post van € 3,79 aan rente. Daarbij beroept Waternet zich op artikel 6:119a BW. Dat artikel is echter gewijd aan de wettelijke handelsrente. Niet is gesteld dat de overeenkomst tussen partijen is te kwalificeren als een handelsovereenkomst (een overeenkomst tussen bedrijven onderling) of dat partijen toepasselijkheid van dat artikel anderszins zijn overeengekomen, zodat een bedrag aan wettelijke handelsrente niet toewijsbaar is.
Mogelijk is hier sprake van een verschrijving en heeft Waternet het oog op de wettelijke rente als bedoeld in 6:119 BW. Nu Waternet echter geen informatie in de dagvaarding geeft met betrekking tot de datum waarop gedaagde het bedrag van € 195,38 in mindering heeft betaald, kan niet worden vastgesteld over welke periode Waternet rente heeft berekend en kan dus ook niet worden vastgesteld welk rentepercentage is toegepast c.q. niet worden vastgesteld of het bij het beroep op 6:119a BW ging om een verschrijving. Van dat laatste kan daarom niet worden uitgegaan.
Nu onvoldoende is gesteld voor een beroep op 6:119a BW is daarmee tevens onvoldoende gesteld om te kunnen concluderen dat het bij het bedrag aan rente van € 3,79 ging om een gegronde en afdwingbare vordering.
Dat betekent dat de onderhavige vordering van € 2,05 niet toewijsbaar is. De vordering wordt mitsdien afgewezen met veroordeling van Waternet in de kosten van gedaagde, te stellen op nihil.

Ten overvloede
Ten overvloede wordt nog het volgende overwogen. Aangenomen dat de vordering tot betaling van € 2,05 wel gegrond en toewijsbaar zou zijn bevonden, zou het volgende hebben gegolden. Volgens de dagvaarding betreft het hier een vordering waaraan na sommatie door de incassogemachtigde vrijwel volledig is voldaan. Er resteerde toen nog een bedrag van € 2,05. Gelet op de omvang van dit restantbedrag in verhouding met de oorspronkelijke vordering, alsmede gelet op de wanverhouding tussen de hoogte van dit restantbedrag en de kosten die een gerechtelijke invordering daarvan met zich meebrengt diende Waternet alvorens voor dit restantbedrag een dagvaarding uit te brengen, in redelijkheid gedaagde voor dit bedrag van € 2,05 nogmaals te sommeren onder aanzegging van de consequenties die Waternet daaraan wenste te verbinden. In het onderhavige geval is door Waternet niet gesteld zij die sommatie heeft laten uitgaan, noch is een dergelijke sommatie overgelegd. Dat betekent dat ook in het geval de vordering tot betaling van € 2,05 toewijsbaar zou zijn geweest de eigen proceskosten voor rekening van Waternet zouden zijn gebleven.

Beslissing
De kantonrechter:

I.wijst de vordering af;

II.veroordeelt Waternet in de kosten van de procedure aan de zijde van gedaagde tot op heden begroot op nihil.

Meer informatie:
- Rb Amsterdam 22 februari 2012, LJN:BV7640
- Wettelijke rente
- Afwijzen of beperken proceskostenveroordelijk


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn