Drempels bij aanvragen bijzondere bijstand beschermingsbewind

Bron: André Moerman
uur

Veel gemeenten zijn vanwege de stijgende kosten voor bijzondere bijstand kritisch geworden in de beoordeling van aanvragen voor bijzondere bijstand beschermingsbewind. Zo vraagt de gemeente Enschede extra stukken op w.o. het verzoekschrift onderbewindstelling, om zo te kunnen beoordelen of het beschermingsbewind wel noodzakelijk is. De bewindvoerder leverde deze stukken niet aan, omdat met de onderbewindstelling door de rechter de noodzaak voor de gemaakte kosten vast staat. De gemeente Enschede heeft vervolgens de aanvraag vanwege het ontbreken van stukken niet in behandeling genomen en een daartegen ingediend bezwaarschrift ongegrond verklaard. De bewindvoerder heeft beroep ingesteld en de rechtbank oordeelt als volgt.




“Vast staat dat eiseres 1 voor het beheer van haar pgb door de kantonrechter onder bewind is gesteld van eiseres 2 en dat eiseres 1 daarvoor kosten moet maken.
Vast staat ook, dat voor de kosten voor bewindvoering in beginsel bijzondere bijstand kan worden verleend.

De CRvB heeft in de uitspraak van 21 augustus 2001 overwogen dat de kantonrechter in het kader van zijn bevoegdheid tot onderbewindstelling zoals geregeld in artikel 1:431 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW) – met afweging van de individuele omstandigheden van de belanghebbende – de noodzaak tot de onderbewindstelling heeft beoordeeld en vastgesteld.
De CRvB was van oordeel dat het college onder die omstandigheden in het kader van de toepassing van de Algemene bijstandswet (ABW) ten aanzien van de belanghebbende aan de beschikking van de kantonrechter gebonden is en dat hiermee de noodzaak tot financiële belangenbehartiging in de vorm van onderbewindstelling uitgangspunt voor het college dient te zijn. Het stond het college, aldus de CRvB, niet vrij om zelf de noodzaak van die onderbewindstelling te beoordelen en evenmin om te bezien of andere oplossingen mogelijk zouden zijn.

5. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat het karakter van de huidige wetgeving op bijstandsgebied anders is dan ten tijde van de uitspraak van de CRvB. Als gevolg van de explosieve toename van het beroep op de bijzondere bijstand voor beschermingsbewind zoeken gemeenten naar wegen om daar meer grip op te krijgen. De gemeente heeft in verband daarmee sinds 1 december 2014 nieuw beleid, dat er op neer komt dat nadat de rechtbank het bewind heeft uitgesproken, de gemeente een gesprek met de aanvrager heeft. Tijdens dat gesprek wordt gezocht naar de meest passende oplossing voor betrokkene. Om die beoordeling te kunnen maken heeft verweerder achtergrondinformatie nodig, bijvoorbeeld in de vorm van het verzoekschrift onderbewindstelling, het verzoek aan de rechtbank en eventueel een plan van aanpak bewind. Daarom is toezending van deze stukken volgens verweerder nodig om de aanvraag te kunnen beoordelen.
Los daarvan vindt verweerder het niet aan eiseres om te bepalen welke stukken er nodig zijn om op een aanvraag te kunnen beslissen.

6. Eiseres betoogt dat artikel 35, eerste lid, van de PW voor verweerder een gebonden bevoegdheid behelst: als is voldaan aan de voorwaarden, moet verweerder de aanvraag honoreren. Eiseres stelt vervolgens dat de uitspraak uit 2001 nog steeds actueel is nu de wetgeving op het punt van bijzondere bijstand niet is gewijzigd. Uit de wetgeving op het terrein van onder ander beschermingsbewind volgt dat beschermingsbewind niet verder mag ingrijpen dan noodzakelijk en de zelfredzaamheid van personen moet zoveel mogelijk worden bevorderd. De kantonrechter die een beschermingsbewind uitspreekt, heeft op deze elementen dus getoetst. Het is niet aan verweerder om die beoordeling over te doen.

7. De rechtbank is van oordeel dat de uitspraak uit 2001, anders dan verweerder stelt, nog steeds actueel is. De regelgeving op het punt van bijzondere bijstand is niet ingrijpend veranderd en de CRvB heeft in 2010 een uitspraak gedaan op basis waarvan moet worden vastgesteld dat in de rechtspraak op dit punt evenmin een andere koers is ingezet. In die uitspraak van 29 juni 2010 heeft de CRvB overwogen dat in het kader van de toepassing van de Wet werk en bijstand de noodzaak van de schuldsaneringsregeling uitgangspunt voor het college dient te zijn.
In het geval van eiseres gaat het echter mede om de kosten van bewindvoering ten behoeve van het beheren van een pgb. Naar ter zitting is gebleken zijn partijen zich bewust van de gewijzigde rechtspraak van de CRvB op dit punt (zie ECLI:NL:CRVB:2015:1654), die erop neer komt dat voor bewindvoering voor het beheren van een pgb geen bijzondere bijstand meer kan worden verstrekt. Gemachtigde van verweerder heeft ter zitting gesteld dat verweerder dat met ingang van 1 april 2016 ook niet meer doet.
Voor de beoordeling van het nu voorliggende geschil betekent dat het volgende. De rechtbank merkt op dat het in beginsel aan verweerder is om te bepalen welke stukken en documenten hij nodig heeft om een aanvraag te kunnen beoordelen. Die bevoegdheid is naar zijn aard begrensd; informatie die niet nodig is om te kunnen beslissen, mag niet worden opgevraagd.
De door verweerder opgevraagde beschikking van de kantonrechter, waarbij de omvang van het bewind is gewijzigd, bevindt zich bij de gedingstukken. Deze had verweerder derhalve niet hoeven opvragen. De andere stukken, het verzoekschrift aan de rechtbank en het verzoek onderbewindstelling, heeft verweerder niet. De vraag is evenwel of verweerder deze nodig had om de aanvraag te kunnen beoordelen. Bij een aanvraag van bijzondere bijstand voor bewindvoering voor het beheren van een pgb is immers, gelet op voornoemde uitspraak van de CRvB, niet van belang waarom iemand onder bewind is gesteld, maar waarom deze persoon heeft gekozen voor een pgb, in plaats van zorg in natura. Die vraag heeft verweerder evenwel niet gesteld. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres 1 dan ook ten onrechte buiten behandeling gelaten.

8. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit komt voor vernietiging in aanmerking. Verweerder zal nader op het bezwaar van eiseres 1 dienen te beslissen, met inachtneming van deze uitspraak.


Meer informatie
- Rb Overijssel 14 juli 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:2665 
- Rb Overijssel 14 juli 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:2666 
- Rb Overijssel 14 juli 2016, ECLI:NL:RBOVE:2016:2667 
- Achtergrondinfo bijzondere bijstand beschermingsbewind


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn