Bewindvoerder aansprakelijk wegens niet regelen van schulden

Bron: André Moerman
uur

Bewindvoerders hebben bij problematische schulden een grote verantwoordelijkheid. Je mag de schulden niet op z'n beloop laten waardoor er incasso- en executiekosten bij komen. Wanneer er ruimte is voor een betalingsregeling is het van belang om deze te treffen. Het Hof Arnhem – Leeuwarden acht de bewindvoerder aansprakelijk voor de schade die is ontstaan doordat geen betalingsregeling was getroffen.





Materiële schadevergoeding

4.1
Ingevolge artikel 1:444 van het Burgerlijk Wetboek (verder te noemen: BW) is een bewindvoerder jegens de rechthebbende aansprakelijk, indien hij in de zorg van een goed bewindvoerder tekort schiet, tenzij de tekortkoming hem niet kan worden toegerekend.
Op grond van artikel 1:362 BW (dat ingevolge artikel 1:445 lid 5 BW van overeenkomstige toepassing is bij bewind) kan de kantonrechter de schade vaststellen, die de rechthebbende door slecht bewind van de voormalige bewindvoerder heeft geleden en de voormalige bewindvoerder tot vergoeding daarvan veroordelen.

4.2
Verzoekster stelt zich op het standpunt dat de kantonrechter haar verzoek ten aanzien van de administratie- en incassokosten ad € 987,41, waarmee de vordering aan [D] is verhoogd, ten onrechte heeft afgewezen. Verzoekster stelt dat de voormalige bewindvoerder op de hoogte was van deze schuld maar heeft nagelaten een betalingsregeling te treffen hoewel hiertoe wel financiële middelen beschikbaar waren.

4.3
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van het hof genoegzaam gebleken dat de voormalige bewindvoerder op 31 oktober 2012 per e-mail contact heeft gehad met [D] en op 29 juli 2013 telefonisch contact heeft gehad met GGN Gerechtsdeurwaarders over de vordering van [D] . Naar het oordeel van het hof staat hiermee vast dat de voormalige bewindvoerder op de hoogte was van deze vordering. Het had derhalve op zijn weg gelegen om zicht te krijgen op de status en de hoogte van deze vordering. In eerste aanleg heeft de voormalige bewindvoerder gesteld dat verzoekster hem niet voorzag van afdoende informatie maar nu hij op de hoogte was van het bestaan van deze schuld had het op zijn weg gelegen om zelf bij [D] te informeren naar de hoogte van de schuld. Hij heeft echter nagelaten om in een tijdig stadium, teneinde incassokosten te voorkomen, in overleg te treden met [D] en/of de deurwaarder om tot een (afbetalings)regeling te komen en/of om betalingen te verrichten op de schuld van verzoekster. Dit terwijl hij wel extra bedragen aan verzoekster heeft uitgekeerd en er derhalve financiële middelen beschikbaar waren om op deze schuld af te lossen. Het hof is van oordeel dat de voormalige bewindvoerder met betrekking tot de vordering van [D] toerekenbaar is tekortgeschoten in de financiële zorg die in een dergelijk geval van een bewindvoerder mag worden verwacht. Het hof zal het verzoek van verzoekster derhalve toewijzen voor zover dit ziet op de schade van verzoekster voortkomend uit de vordering van [D] .


Immateriële schadevergoeding

4.4
Verzoekster stelt dat de kantonrechter haar verzoek om immateriële schadevergoeding ten onrechte heeft afgewezen.

4.5
Het hof wil wel aannemen dat verzoekster geleden heeft onder de gevolgen die het tekortschieten van de voormalige bewindvoerder hebben teweeggebracht, maar zulks leidt niet zonder meer tot een aanspraak op immateriële schadevergoeding ofwel smartengeld. Artikel 6:106 BW regelt onder welke voorwaarden een benadeelde aanspraak kan maken op immateriële schadevergoeding. Er kan slechts aanspraak bestaan op immateriële schadevergoeding indien er een grondslag is voor aansprakelijkheid van de veroorzaker, zoals in het onderhavige geval een toerekenbare tekortkoming. Als de aansprakelijkheid vast staat, kent het Nederlandse recht slechts onder bepaalde voorwaarden een aanspraak op vergoeding voor nadeel niet zijnde vermogensschade (immateriële schadevergoeding) aan de benadeelde toe. Op basis van artikel 6:106 BW kan iemand aanspraak maken op een dergelijke schadevergoeding:

a. indien de aansprakelijke persoon het oogmerk had zodanig nadeel toe te brengen,

b. indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast of

c. indien het nadeel gelegen is in aantasting van de nagedachtenis van een overledene en toegebracht is aan de niet van tafel en bed gescheiden echtgenoot, de geregistreerde partner of een bloedverwant tot in de tweede graad van de overledene, mits de aantasting plaatsvond op een wijze die de overledene, ware hij nog in leven geweest, recht zou hebben gegeven op schadevergoeding wegens het schaden van zijn eer of goede naam.

4.6
Namens verzoekster is ter zitting betoogd dat de voormalige bewindvoerder door zonder deugdelijke opleiding en administratie op te treden als bewindvoerder (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van schade. Door het handelen van de voormalige bewindvoerder is het vertrouwen van verzoekster in de hulpverlening ernstig geschaad en heeft zij veel stress gehad. Naar het oordeel van het hof heeft verzoekster echter onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld op basis waarvan moet worden aangenomen dat de voormalige bewindvoerder daadwerkelijk het oogmerk had om haar nadeel toe te brengen. Het strafrechtelijke leerstuk van voorwaardelijk opzet is niet op de door verzoekster voorgestane wijze op deze civielrechtelijke casus toepasbaar. Ook overigens kunnen de stellingen van verzoekster niet tot het oordeel leiden dat aanspraak bestaat op immateriële schadevergoeding als bedoeld in artikel 6:106 BW. Het hof zal het verzoek om een immateriële schadevergoeding derhalve afwijzen.


De proceskosten

4.7
Verzoekster heeft verzocht de voormalige bewindvoerder te veroordelen in de kosten van de procedure. Nu partijen echter over en weer in het ongelijk zijn gesteld zal het hof de proceskosten compenseren.


5 De slotsom


5.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen dient het hof de bestreden beschikking voor zover aan zijn oordeel onderworpen, deels te vernietigen en te beslissen als volgt.


6 De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
18 juni 2015, voor zover daarbij de door verzoekster geleden schade is vastgesteld op een bedrag van € 906,04 en de voormalig bewindvoerder is veroordeeld om tegen kwijting aan de rechthebbende dit bedrag te betalen, en in zoverre opnieuw beschikkende:
stelt de schade die verzoekster heeft geleden vast op een bedrag van € 1.893,45 (€ 906,04 + € 987,41);

veroordeelt de voormalig bewindvoerder om binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking aan verzoekster te betalen een bedrag van € 1.893,45;

verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat elke partij de eigen kosten draagt;

bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
18 juni 2015, voor zover aan het hoger beroep onderworpen, voor het overige.

Deze beschikking is gegeven door mr. J.G. Idsardi, mr. I.A. Vermeulen en
mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 10 maart 2016, in bijzijn van de griffier.

Meer informatie
- Hof Arnhem-Leeuwarden 10 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2128


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn