Bewindvoerder aansprakelijk voor teveel aflossen

Bron: André Moerman
uur

Een bewindvoerder moet aan de slag met de schulden. Onderneemt hij geen actie, dan lopen de schulden door kosten verder op, waarvoor de bewindvoerder aansprakelijk kan worden gesteld. Aflossen is echter ook niet zonder risico. Wanneer naast loonbeslag allerlei betalingsregelingen worden getroffen en een schuldregeling te laat wordt aangevraagd is de bewindvoerder aansprakelijk voor het bedrag dat teveel is afgelost, zo oordeelt hof Arnhem-Leeuwarden.





Wat er aan vooraf ging
De kantonrechter heeft de goederen die (zullen) toebehoren aan X met ingang van 28 januari 2015 onder bewind gesteld en Y als bewindvoerder benoemd. Na 5 jaar is de bewindvoerder door de kantonrechter ontslagen en is Z tot opvolgend bewindvoerder benoemd. De nieuwe bewindvoerder heeft geconstateerd dat er door teveel aflossen en te laat aanvragen van een schuldregeling schade is ontstaan. De bewindvoerder heeft bij de kantonrechter een verzoek ingediend om de schade vast te stellen die betrokkene door slecht bewind heeft geleden en de bewindvoerder te veroordelen deze schade te vergoeden (artikel 1:445 lid 5 BW jo. artikel 1:362 BW).
De kantonrecht heeft de voormalig bewindvoerder veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 3.043,72. Hiertegen heeft de voormalig bewindvoerder beroep aangetekend bij het hof. Het hof oordeelt over de vraag of er sprake is van slecht bewind samengevat als volgt.


Is er sprake van slecht bewind?
In de jaren 2017-2019 is iedere maand op de bijstandsuitkering € 97,27 ingehouden en afgedragen aan een gerechtsdeurwaarder. Verder is jaarlijks een bedrag afgedragen aan een andere gerechtsdeurwaarder: in 2017 € 200,-, in 2018 € 750,- en in 2019 € 500,-. Het totaal van deze afdragingen is € 4.951,72. Deze afdragingen zijn gedaan in weerwil van de beslagvrije voet.

De huidige bewindvoerder verwijt de voormalig bewindvoerder deze afdragingen niet te hebben verhinderd of stopgezet. Hij stelt dat X daardoor schade heeft geleden. Tot en met 2016 was het nog niet mogelijk voor X een (minnelijke) schuldregeling aan te vragen, omdat X in 2006 de toen lopende schuldsanering (WSNP) zonder schone lei had beëindigd. Vanaf 2017 (na de uitsluittermijn van 10 jaar) kon dat weer, maar de voormalig bewindvoerder heeft dat niet gedaan. Zou voor X een minnelijke schuldregeling zijn getroffen dan zou de afdracht aan de schuldeisers ten hoogste € 53,- per maand zijn geweest. Over de jaren 2017-2019 zou hij dan € 1.908,- hebben afgedragen in plaats van € 4.951,72. De schade die X heeft geleden doordat de voormalig bewindvoerder de afdragingen niet heeft stopgezet en doordat hij niet ervoor heeft gezorgd dat er vanaf 2017 een schuldregeling zou gelden, is het verschil tussen deze beide bedragen € 3.043,72.

Het hof is van oordeel dat sprake is van slecht bewind. De bewindvoerder is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder en dat kan hem ook worden toegerekend. Hij had ervoor moeten zorgen dat de afdracht van bedragen boven de beslagvrije voet zou worden stopgezet. De bewaking van de beslagvrije voet is een belangrijke taak voor de bewindvoerder is. Dat heeft hij niet gedaan.

De voormalig bewindvoerder had ook ervoor moeten zorgen dat voor X, zodra dat weer mogelijk was, een minnelijke schuldregeling zou worden getroffen. Ook dat heeft hij niet gedaan. De redenen die daarvoor worden aangevoerd zijn naar het oordeel van het hof niet steekhoudend. Hij ging kennelijk ervan uit dat een minnelijke schuldregeling pas in gang kan worden gezet als X een baan had gevonden en zijn gebit was gerenoveerd. Dat is een onjuist uitgangspunt en een goed bewindvoerder weet dat. Een schuldregeling is niet afhankelijk van het vinden van een baan of een renovatie van een gebit.


Heeft X daardoor schade geleden?
Op de inhoud en omvang van de schadevergoedingsplicht is titel 1 afdeling 10 Boek 6 BW van toepassing. Het hof is van oordeel dat X door het slechte bewind vermogensschade heeft geleden (artikel 6:95 BW). Voor de omvang van deze schade vergelijkt het hof de huidige situatie met de situatie in het geval de bewindvoerder de belangen van X wel naar behoren zou hebben behartigd en niet zou zijn tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. In dat geval was geen bedrag van € 4.951,72 afgedragen aan de deurwaarders en zou dat bedrag tot het vermogen van X hebben behoord. Verder zou dan voor X een minnelijke schuldregeling hebben gegolden op grond waarvan hij ten hoogste € 53,- per maand had moeten afdragen. Het hof begroot de schade op het verschil tussen beide bedragen: € 3.043,72 (artikel 6:97 BW).

Op dat schadebedrag zouden uiteraard de bedragen die namens X van de deurwaarders zijn teruggevraagd en -gekregen in mindering hebben gestrekt. Dat is alleen mogelijk gebleken voor de maanden januari tot en met maart 2020, maar niet meer voor de jaren 2017-2019.

De stelling van de voormalig bewindvoerder dat X geen schade heeft geleden omdat de bedragen die ten onrechte afgedragen zijn gebruikt voor de betaling van zijn schulden is onjuist. X heeft juist wel schade geleden. Zou er als een goed bewindvoerder zijn gehandeld dan zouden deze bedragen (behoudens een bedrag van € 53,- per maand) niet zijn gebruikt voor de betaling van schulden en zou X na een succesvolle afronding van de minnelijke schuldregeling sowieso van die schulden bevrijd zijn geweest.

De voormalig bewindvoerder voert ook nog aan dat X zelf erop heeft aangedrongen de beslagvrije voet niet aan te passen. Hij doelt daarmee kennelijk op eigen schuld van X die tot een vermindering van de vergoedingsplicht kan leiden (artikel 6:101 BW). Het hof volgt die stelling niet. Als X daar al op zou hebben aangedrongen, dan had de bewindvoerder de taak de belangen van X te behartigen en hem juist te beschermen tegen dit soort onverstandige beslissingen.

Ten slotte vindt de voormalig bewindvoerder dat X in de periode 2017-2019 meer dan de gemiddelde norm aan leefgeld heeft ontvangen. Of dat zo is kan in het midden blijven, omdat het voor de begroting van de omvang van de schade niet relevant is. Het is lastig te begrijpen wat het verband is tussen een hoog bedrag aan leefgeld en bedragen die ten onrechte zijn afgedragen.


Beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Gelderland zittingsplaats Zutphen (kanton) van 26 januari 2021;
veroordeelt de voormalig bewindvoerder in de proceskosten voor de procedure bij het hof vastgesteld op € 1.574 (tariefgroep I, 2 punten) voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.


Naschrift: teveel of te weinig aflossen
De bewindvoerder zal aan de slag moeten met de schulden. Niets doen is geen optie. Wanneer de schulden vanwege de extra kosten oplopen is de bewindvoerder aansprakelijk voor deze schade, zo oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden eerder (ECLI:NL:GHARL:2016:2128).
Als er nog geen loonbeslag is gelegd zal de bewindvoerder betalingsregelingen moeten treffen, rekening houdend met de beslagvrije voet. Wanneer er al wel beslag op het loon is gelegd en er conform de beslagvrije voet wordt afgedragen, is er geen ruimte voor extra aflossingen. Wordt er toch meer afgelost, terwijl sprake is van problematische schulden en een schuldregeling nodig is,  dan is de bewindvoerder aansprakelijk voor de schade, zo blijkt uit de hier behandelde uitspraak.

Mocht er vanwege een achterstand van zes maanden bij de zorgverzekeraar een bestuursrechtelijke premie aan het CAK verschuldigd zijn, dan kan het wenselijk zijn om een betalingsregeling te treffen met de zorgverzekeraar. De inhouding van de bestuursrechtelijke premie stopt en na drie jaar wordt het restant van de premieschulden kwijtgescholden. Mocht er tevens loonbeslag liggen, dan is het verstandig om bij deze betalingsregeling niet meer af te spreken dan het verschil tussen de bestuursrechtelijke premie en de premie die aan de zorgverzekeraar verschuldigd is.

Uiteraard moet de bewindvoerder toewerken naar een schuldregeling. Wanneer er geen technische belemmeringen zijn, zoals recente fraudevorderingen en de onder bewind gestelde geen nieuwe schulden maakt (zwart rijden, verkeersovertredingen e.d.) moet de bewindvoerder voortvarend toeleiden naar schuldhulpverlening, of zelf een schuldregeling treffen. Gebeurt dit niet dan is de bewindvoerder aansprakelijk voor de extra afgeloste bedragen, zo blijkt uit de hier behandelde uitspraak. 


Meer informatie
- Hof Arnhem-Leeuwarden 23 september 2021, ECLI:NL:GHARL:2021:8952
- Hof Arnhem-Leeuwarden 10 maart 2016, ECLI:NL:GHARL:2016:2128
- Achtergrondinfo: klacht tegen bewindvoerder, curator of mentor


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn