Bewindvoerder aansprakelijk voor laten doorlopen schuldenbewind

Bron: André Moerman
uur

Wanneer een schuldhulptraject of de WSNP met goed gevolg is afgerond en er geen schulden meer zijn, vervalt de grond van een schuldenbewind. Het is aan de bewindvoerder om dit met de cliënt te bespreken. Er zijn dan drie mogelijkheden, een verzoek tot opheffing, eerst een zelfredzaamheidstraject of een verzoek tot wijziging van de grond van het bewind. Het gewoon door laten lopen van het schuldenbewind leidt tot aansprakelijkheid van de bewindvoerder, zo oordeelt de rechtbank Noord-Holland.





Wat er aan voorafging
De goederen van X zijn op 3 november 2014 onder bewind gesteld vanwege het hebben van problematische schulden. Dit bewind is bij beschikking van 19 mei per 2 juni 2021 opgeheven, omdat de noodzaak niet meer aanwezig is.
X beklaagt zich erover dat de bewindvoerder haar niet erop heeft geattendeerd dat zij zelfstandig een verzoek kon doen om het bewind op te heffen. Zij vindt dat zij hierdoor benadeeld is en dat de bewindvoerder gebruik heeft gemaakt van haar onwetendheid. De bewindvoerder heeft volgens X  zich hierdoor op een oneerlijke wijze verrijkt. Zo stelt X dat de bewindvoerder niet aan haar kenbaar heeft gemaakt dat de vergoeding voor de eindrekening en verantwoording van € 254,10 (inclusief BTW) zou worden afgeschreven. De afschrijving hiervan kwam voor X als een complete verrassing. Daarnaast heeft de bewindvoerder volgens X, nadat zij haar baan in september 2020 kwijtraakte, geen bijzondere bijstand aangevraagd voor de vergoeding voor het bewind. Hierdoor teerde X in op haar spaarpotje. Naar de mening van X is zij inmiddels vier jaar schuldenvrij en niet twee jaar, zoals de bewindvoerder stelt.

X verzoekt de kantonrechter om de bewindvoerder te veroordelen tot betalen van een schadevergoeding ter hoogte van een bedrag van € 5.745,12 vanwege het door de bewindvoerder niet aangevraagde bijzondere bijstand voor de vergoeding van het bewind over de laatste vier jaar van het bewind en de bewindvoerder te veroordelen tot het terugbetalen van de vergoeding van € 254,10 voor de eindrekening en verantwoording.

De bewindvoerder heeft op de klacht van X gereageerd door het indienen van het gespreksverslag van het gesprek dat de bewindvoerder op 18 juni 2021 met X heeft gevoerd. De bewindvoerder geeft aan dat X sinds 11 februari 2019 een schone lei heeft gekregen. Het is voor de bewindvoerder een raadsel hoe X aan vier jaar schuldenvrij komt. Voorts voert de bewindvoerder aan dat het niet als zijn taak ziet cliënten te wijzen op het mogelijk opheffen van het bewind zodra men een schone lei heeft. Een groot deel van de kosten voor de bewindvoering zijn vergoed door de gemeente.

Het ligt, volgens de bewindvoerder, niet op zijn weg om cliënten te informeren over de hoogte van de eindafrekening. Daarnaast valt het hem niet aan te verwijten dat X in een aantal situaties haar buffer niet wenst aan te spreken. De bewindvoerder verzoekt de kantonrechter de klachten ongegrond te verklaren en het verzoek hem veroordelen tot het betalen van een schadevergoeding af te wijzen.

Op 12 oktober 2021 heeft de bewindvoerder, desgevraagd, een nadere toelichting gegeven over de bijzondere bijstand voor de vergoeding voor het bewind. De bewindvoerder geeft aan dat X pas sinds februari 2021 geen bijzondere bijstand meer heeft ontvangen. De bewindvoerder vindt dat X geen schade heeft geleden. Zij heeft niet eerder gevraagd het bewind te beëindigen, hij heeft tot dat het bewind beëindigd werd uitvoering gegeven aan het bewind, en X heeft nooit aangegeven dat zij niet tevreden zou zijn over de wijze waarop het bewind is gevoerd.

De kantonrechter beoordeelt de klacht als volgt.


Beoordeling
Het bewind is ingesteld om grond van problematische schulden. Wanneer de schulden zijn opgelost vervalt de grond van het bewind. De kantonrechter is van oordeel dat het de taak van de bewindvoerder is om zijn client hiervan op de hoogte te stellen en te bespreken wat de gevolgen zijn van het vervallen van de grond van bewind.
Naar het oordeel van de kantonrechter zijn er dan drie mogelijkheden:

  • Het bewind wordt op verzoek van de bewindvoerder dan wel van betrokkene opgeheven;
  • Er wordt gekozen voor een zelfredzaamheidstraject, waarbij de rechtbank Noord-Holland aanhoudt dat het jaar na het oplossen van de schulden hiervoor kan worden benut;
  • Er wordt een verzoek ingediend tot wijziging van de grond van het bewind.

De kantonrechter is van oordeel dat de bewindvoerder hier tekort geschoten in zijn taak als bewindvoerder.
Vast is komen te staan dat X op 11 februari 2019 een schone lei heeft gekregen. Het bewind had derhalve uiterlijk 15 februari 2020 dienen te worden beëindigd.
In beginsel dienen de kosten voor het bewind vanaf deze datum terug betaald te worden.
Echter is vast komen te staan dat X sinds februari 2021 pas geen bijzondere bijstand meer heeft ontvangen voor de kosten van het bewind en dat vanaf dit moment zij deze kosten zelf heeft moeten dragen.

De schade voor X bestaat naar het oordeel van de kantonrechter uit de vergoeding van de bewindvoerderskosten over de maanden die voor haar rekening zijn gekomen, te weten 4 maanden telkens € 119,69 alsmede voor het opmaken van de eindrekening en verantwoording te weten een bedrag van € 254,10. Hiermee komt het totaal bedrag dat door de bewindvoerder als schadevergoeding aan X betaald dient te worden op € 732,86

De kantonrechter zal de bewindvoerder veroordelen tot betaling van dit bedrag.


Naschrift
Door het beschermingsbewind na het verkrijgen van de schone lei 'gewoon' door te laten lopen ontstaat schade vanwege het te veel betaalde salaris aan de bewindvoerder. De schade is beperkt omdat een deel van de periode bijzondere bijstand is verstrekt. Op zich is dat correct. Het is echter mogelijk dat de gemeente de bijzondere bijstand over deze periode alsnog terugvordert. Op grond van artikel 17 lid 1 Pw is de rechthebbende (de bewindvoerder namens hem) immers gehouden feiten en omstandigheden te melden die van invloed zijn op het recht op bijstand. Het verkrijgen van een schone lei is om twee redenen zo’n omstandigheid:  

  1. de hoogte van de bijzondere bijstand wijzigt, bij een continuering van het bewind gaat het van een hoog naar een laag tarief.
  2. de grondslag van het bewind is er niet meer en daarom is het recht op bijzondere bijstand niet zondermeer vast te stellen vanaf het moment dat de schone lei wordt uitgesproken.

Gemeenten doen er overigens verstandig aan om zowel in de convenanten die met bewindvoerders worden gesloten, als in de beschikking toekenning bijzondere bijstand hier expliciet aandacht aan te besteden.  

Mocht in onderhavig geval de bijzondere bijstand worden teruggevorderd, dan zal mogelijk opnieuw de gang naar de rechter moeten worden gemaakt om deze schade op de bewindvoerder te verhalen. Wellicht had de rechter in de uitspraak kunnen opnemen dat, mocht de bijzondere bijstand op deze grond worden teruggevorderd, de bewindvoerder ook hiervoor aansprakelijk is. Met dank aan Tjalling Smit (beleidsmedewerker SAM) voor het delen van zijn inzichten.


Meer informatie
- Rb Noord-Holland 12 november 2021, ECLI:NL:RBNHO:2021:10575
- Achtergrondinfo: Klacht tegen bewindvoerder, curator of mentor


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn