Besluit treedt niet in werking omdat het niet naar de bewindvoerder is gestuurd

Bron: André Moerman
uur

De gemeente stuurt een beslissing waarbij ze de uitkering vanwege het toepassen van de kostendelersnorm verlaagt, naar de onderbewindgestelde en niet naar de bewindvoerder. Dit terwijl de gemeente wel op de hoogte was van de onderbewindstelling. Maanden later krijgt de bewindvoerder het wijzigingsbesluit in handen en dient hij een bezwaarschrift in. De gemeente verklaart het bezwaar niet ontvankelijk, maar de rechtbank en in hoger beroep de Centrale Raad van Beroep oordelen anders. Zij komen tot het verstrekkende oordeel dat het wijzigingsbesluit niet in werking is getreden omdat het niet naar de bewindvoerder is gestuurd.





4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.

4.1.1.
Op grond van artikel 6:7 van de Awb bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit op de voorgeschreven wijze is bekend gemaakt. In artikel 3:41, eerste lid, van de Awb is bepaald dat de bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt door toezending of uitreiking aan hen. Artikel 6:9, eerste lid, van de Awb bepaalt dat een bezwaarschrift tijdig is ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift de niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.1.2.
Ingevolge artikel 1:431, eerste lid, van het BW kan, voor zover van belang, indien een meerderjarige als gevolg van zijn lichamelijke of geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen zelf behoorlijk waar te nemen, de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die hem als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren.

4.1.3.
Ingevolge artikel 1:441, eerste lid, van het BW vertegenwoordigt tijdens het bewind de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte. De bewindvoerder draagt zorg voor een doelmatige belegging van het vermogen van de rechthebbende, voor zover dit onder het bewind staat en niet besteed behoort te worden voor een voldoende verzorging van de rechthebbende. De bewindvoerder kan voorts voor de rechthebbende alle handelingen verrichten die aan een goed bewind bijdragen.

4.1.4.
Uit artikel 1:438, eerste lid, van het BW volgt dat tijdens het bewind het beheer over de onder bewind staande goederen niet toekomt aan de rechthebbende, maar aan de bewindvoerder.

4.2.
De beroepsgrond dat het wijzigingsbesluit op de juiste wijze bekend is gemaakt door toezending aan betrokkene omdat in dit geval met de bewindvoerder geen afspraken zijn gemaakt over de toezending van post en deze niet te kennen heeft gegeven de stukken te willen ontvangen, slaagt niet. Daartoe wordt als volgt overwogen.

4.3.
Tussen partijen is niet in geschil dat [naam] op 26 november 2014 tot bewindvoerder van betrokkene is benoemd en dat appellant daarmee voorafgaand aan het wijzigingsbesluit bekend was. De aan betrokkene verleende bijstand is een aan haar toebehorend vermogensbestanddeel dat onder het ingestelde beschermingsbewind valt. Dit heeft appellant ook niet betwist. Het wijzigingsbesluit, waarbij met ingang van 1 juli 2015 op de aan betrokkene verleende bijstand de kostendelersnorm wordt toegepast, heeft invloed op de inkomsten en/of het vermogen van betrokkene.

4.4.
Nu appellant ermee bekend was dat de goederen van betrokkene (waartoe ook haar bijstand behoort) onder bewind zijn gesteld, vloeit uit het samenstel van de bepalingen van de artikelen 1:431, 1:438 en 1:441 van het BW voort dat appellant het wijzigingsbesluit om het in werking te laten treden aan de bewindvoerder had moeten toezenden. Het beheer van de bijstand komt namelijk op grond van een ter bescherming van het vermogen van betrokkene getroffen rechterlijke maatregel niet toe aan betrokkene maar aan de bewindvoerder, waarbij de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak betrokkene in en buiten rechte vertegenwoordigt. Dat betekent dat het wijzigingsbesluit, door toezending daarvan uitsluitend aan betrokkene, niet op de juiste wijze is bekend gemaakt als bedoeld in artikel 3:41, eerste lid van de Awb. De rechtbank heeft terecht vastgesteld dat hieruit volgt dat de bezwaartermijn op 21 april 2015 geen aanvang heeft genomen.

4.5.
Gelet op de van de zijde van betrokkene in bezwaar en ter zitting geschetste omstandigheden staat genoegzaam vast dat de bewindvoerder pas op 9 september 2015 kennis heeft genomen van het wijzigingsbesluit. De bewindvoerder heeft het vervolgens aan de gemachtigde toegezonden, met het verzoek daartegen bezwaar te maken. Dit betekent dat het door appellant op 17 september 2015 ontvangen bezwaarschrift tijdig is ingediend. Appellant heeft het bezwaar namens betrokkene tegen het wijzigingsbesluit ten onrechte wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk verklaard.

4.6.
Of betrokkene mogelijk op andere wijze op de hoogte is geraakt met de toepassing van de kostendelersnorm op haar bijstand per 1 juli 2015, is niet relevant. Het wijzigingsbesluit treedt slechts in werking met bekendmaking aan de bewindvoerder en niet in geschil is dat bewindvoerder eerst op 9 september 2015 op andere wijze bekend is geraakt met het wijzigingsbesluit.

4.7.
Uit 4.2 tot en met 4.6 volgt dat het hoger beroep niet slaagt. De aangevallen uitspraak zal worden bevestigd.

Meer informatie
- CRvB 12 juni 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:1831
- Achtergrondinfo beschermingsmaatregelen


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn