Overeenkomst sluiten met onder bewind gestelde
Wanneer een overeenkomst wordt gesloten met iemand wiens goederen onder bewind staan, zonder instemming van de bewindvoerder, heeft dit gevolgen voor de nakoming. Dit is het geval als de schuldeiser van het bewind wist of had kunnen weten. Dit laatste is het geval wanneer het bewind gepubliceerd is in het curatele- en bewindregister.
Als de overeenkomst betrekking heeft op goederen die onder bewind staan (de rechthebbende verkoopt bijvoorbeeld zijn auto) dan is de overeenkomst ongeldig en kan dit, wanneer de bewindvoerder hier een beroep op doet, ongedaan gemaakt worden.
Andere overeenkomsten die niet betrekking hebben op de onder bewind gestelde goederen zijn in beginsel wel geldig. Denk hierbij aan het sluiten van een lening, het boeken van een reis of het organiseren van een feest. De rekening kan echter niet verhaald worden op de onder bewind gestelde goederen. Het einde van het bewind brengt hierin geen verandering. Aangezien er ook geen verhaal mogelijk is op toekomstige vorderingen, heeft een toewijzend vonnis geen waarde en zal de vordering moeten worden afgewezen.
Bezoek aan de tandarts: de gangbare jurisprudentie
Een bezoek aan de tandarts kan behoorlijk in de papieren lopen. De onder bewind gestelde kan zelfstandig een overeenkomst met de tandarts sluiten. Echter wanneer de tandarts het bewind kende of had behoren te kennen, kan de rekening volgens de gangbare jurisprudentie niet op de onder bewind gestelde goederen worden verhaald. Zo oordeelt bijvoorbeeld de rechtbank Limburg (ECLI:NL:RBLIM:2021:7178), rechtbank Overijssel (ECLI:NL:RBOVE:2021:2743) en de rechtbank Oost-Brabant (ECLI:NL:RBOBR:2018:6750).
De tandarts had maar in het bewindregister moeten kijken. Zo overweegt de rechtbank Limburg:
“Het register is makkelijk doorzoekbaar en gratis te raadplegen. Van de tandarts mag worden verwacht dat hij het register raadpleegt. Hij behoort daarom het in het openbaar register ingeschreven feit te kennen en kan om die reden geen beroep doen op de derdenbescherming. Conclusie is dan ook dat eisende partij de vordering niet kan verhalen op de onderbewindgestelde goederen. In dit verband wijst de kantonrechter volledigheidshalve ook op ECLI:NL:GHSHE:2021:188, met name r.o.v. 6.6.5 e.v., waarin overwogen en beslist is dat dit ook het geval is na beëindiging van het bewind en voor goederen die na het bewind tot het vermogen van de op onderbewindgestelde gaan behoren. De vordering dient derhalve afgewezen te worden.”
Standpunt rechtbank Amsterdam
De rechtbank Amsterdam oordeelt anders over deze kwestie. Ze verwijst hiervoor naar artikel 1:458 jo. 1:453 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.
In artikel 1:458 BW staat:
“Voor zover een of meer van de goederen van de betrokkene onder een bewind als bedoeld in titel 19 van dit boek staan, is de bewindvoerder, indien hij niet tevens mentor is, niet tot optreden bevoegd ten aanzien van aangelegenheden als in artikel 453, eerste lid, van dit boek bedoeld.”
In art. 1:453 lid 1 BW BW staat:
“Tenzij uit wet of verdrag anders voortvloeit, is de betrokkene tijdens het mentorschap onbevoegd rechtshandelingen te verrichten in aangelegenheden betreffende zijn verzorging, verpleging, behandeling en begeleiding.”
Dus wanneer er zowel sprake is van bewind als van mentorschap, is de mentor bevoegd. De rechtbank Amsterdam leidt hieruit af dat als er geen sprake is van mentorschap betrokkene zelf bevoegd blijft (ECLI:NL:RBAMS:2021:17):
“X is echter uitsluitend onder bewind gesteld en er is geen sprake van mentorschap. De rechten tot het verrichten van rechtshandelingen bij voornoemde aangelegenheden blijven daarom bij de rechthebbende zelf. Deze rechten komen niet bij de bewindvoerder terecht. Anders dan de bewindvoerder aanvoert, is zijn toestemming of goedkeuring niet vereist.”
Standpunt rechtbank Amsterdam vervolg
Op 31 december 2021 komt de rechtbank Amsterdam tot een nadere afbakening door aan te geven dat het alleen om noodzakelijke kosten moet gaan, waarbij de eerste afspraak, de intake, in ieder geval als noodzakelijk wordt aangemerkt (9333485 CV EXPL 21-10138, dank aan Cocon Beschermingsbewind voor het insturen van deze uitspraak). De rechtbank overweegt hierover het volgende:
“Naar het oordeel van de kantonrechter dient het daarbij te gaan om noodzakelijke medische behandelingen.
6. Vastgesteld wordt dat de eerste behandeling bij de fysiotherapeut ook kwalificeert als een noodzakelijke medische behandeling. Of X is doorverwezen door een huisarts doet in dit geval niet ter zake. Om te bezien hoe de medische situatie is dient er allereerst een intake en fysiek onderzoek plaats te vinden, hetgeen is geschied en waarvoor X is gefactureerd. Deze kosten komen op grond van het voorgaande in ieder geval voor toewijzing in aanmerking.
7. Op gespannen voet daarmee staat vervolgens het beschermingsbewind van X in die zin dat een schuldeiser die het bewind kende of behoorde te kennen geen schulden kan verhalen op de onder het bewind staande goederen. Tussen de intake en de geplande tweede behandeling ligt een periode van 13 dagen. In die tussentijd had de zorgverlener in ieder geval de tijd gehad om het openbare curatele/bewindsregister te raadplegen en had zo kennis kunnen nemen van het beschermingsbewind. Van een zorgverlener mag dit worden verwacht en zeker in het geval er een traject wordt gestart dat kostbaar is. Vervolgens kan tussen de zorgverlener en de onderbewindgestelde, anders dan Famed stelt, in ieder geval hierover overleg plaatsvinden. Daarbij kan ook aan de orde komen of de medische behandelingen noodzakelijk zijn. Weliswaar heeft een fysiotherapeut een behandelplicht maar deze geldt niet indien hij kan voorzien, bij niet noodzakelijke medische behandelingen, dat er een mogelijkheid bestaat dat de kosten van de behandeling niet zullen worden voldaan. Vervolgens kan de zorgverlener met de onderbewindgestelde bespreken of de bewindvoerder in kennis is gesteld van de voorgenomen behandelingen en kunnen in ieder geval de kostenaspecten worden besproken, zodat de bewindvoerder daarvan op de hoogte is. Dat valt niet onder het medisch beroepsgeheim. Voor een bewindvoerder is dit van belang omdat hij voor een zo doelmatige belegging van het vermogen van de onderbewindgestelde dient zorg te dragen, heeft te werken met een budget en in ieder geval zo goed als mogelijk op de hoogte dient te zijn van alle schulden. Voor een zorgverlener is dit van belang nu deze zich ervan bewust dient te zijn dat er een beschermingsbewind is uitgesproken waardoor de behandelingskosten mogelijk niet zullen/kunnen worden voldaan.
Onvoldoende is gesteld dat het hier, na de eerste medische behandeling, een noodzakelijke medische behandeling betrof, laat staan een levensbedreigende situatie. Daarover is geen inzicht verschaft, hetgeen wel op de weg had gelegen vạn Famed. De kantonrechter gaat daarvan derhalve niet uit. Vast staat voorts dat er geen enkel overleg is geweest tussen de zorgverlener en de onderbewindgestelde dan wel de bewindvoerder als hiervoor bedoeld.
8. Gelet op het voorgaande komt de bewindvoerder een beroep op artikel 1:440 lid 1 BW toe zodat de schuld niet op de onder de bewind staande goederen kan worden verhaald. In deze zaak is daarbij overigens van belang dat gedurende de procedure is gebleken dat de kosten van de tweede factuur betrekking hebben op het niet verschijnen van X op de afspraak. Derhalve betreffen dit in ieder geval geen kosten voor een noodzakelijke medische behandeling die, reeds gelet daarop, niet voor toewijzing in aanmerking komen op grond van artikel 1:440 lid 1 BW. Van Famed had overigens verwacht mogen worden hierover bij dagvaarding reeds duidelijkheid te verschaffen.”
In strijd met wetsgeschiedenis
Met een verwijzing naar art. 1:458 BW komt de rechtbank Amsterdam tot het oordeel dat bij beschermingsbewind betrokkene zelf bevoegd blijft te beslissen over een bezoek aan de tandarts, de fysiotherapeut of soortgelijke beslissing, ongeacht de kosten die hiermee gemoeid zijn. Wel moet het gaan om noodzakelijke medische behandelingen.
Art. 1:458 BW gaat echter over de situatie dat er zowel sprake is van bewind als mentorschap. De bepaling is bedoeld om conflicten tussen de mentor en bewindvoerder te voorkomen.
In de Memorie van Toelichting staat hierover:
“Indien ten behoeve van de betrokkene niet alleen in een mentorschap maar ook in een beschermingsbewind is voorzien over een of meer van diens goederen en de bewindvoerder een andere persoon is dan de mentor - hetgeen in het algemeen gesproken niet de voorkeur verdient, zie hiervoor artikel 452, derde lid - komen de bevoegdheden van de bewindvoerder in de in artikel 453, eerste lid, bedoelde aangelegen– heden voor zover deze vermogensrechtelijke aspecten zouden hebben, toe aan de mentor. Diverse beslissingen van de mentor in deze aangelegenheden brengen immers vermogensrechtelijke gevolgen met zich. Bij dit laatste kan bij voorbeeld worden gedacht aan een beslissing tot opname van de betrokkene in een AWBZ inrichting, waarbij een eigen bijdrage moet worden betaald of aan een beslissing tot ad hoc-uitgaven zoals die voor een therapeutische stoel. De in artikel 458 neergelegde regel, die mogelijke conflicten kan voorkomen, ligt dan ook in de rede.”
En in de Nota n.a.v. het eindverslag
“Het nut daarvan is dat wordt voorkomen dat twee personen kunnen optreden - en daarbij tot verschillende beoordelingen en beslissingen kunnen komen.”
Het betreft hier dus niet een bewuste keus om de vermogensrechtelijke gevolgen van persoonlijke beslissingen als tandarts en fysio bij de onder bewind gestelde zelf te laten. Het gaat hier nadrukkelijk alleen om de situatie dat er zowel een bewindvoerder als een mentor is.
Let op! Mogelijk is de lijn in de jurisprudentie van de Rb Amsterdam inmiddels gewijzigd. Zie:
Rechtbank Amsterdam, 24 februari 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:829
Meer informatie:
- Rechtbank Amsterdam 31 december 2021 (9333485 CV EXPL 21-10138)
- Rechtbank Amsterdam 11 januari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:17
- Rechtbank Limburg 22 september 2021, ECLI:NL:RBLIM:2021:7178
- Rechtbank Overijssel 6 juli 2021 ECLI:NL:RBOVE:2021:2743
- Rechtbank Oost-Brabant 20 september 2018 ECLI:NL:RBOBR:2018:6750
- Voorbeeldbrief: Overeenkomst gesloten met onder bewind gestelde
- Achtergrondinfo bewind en curatele