Beslag inkomen

Beslag overig

Vaste lasten

Schulden overheid

Kosten van schulden

Hulp bij schulden

Overige info

Klachten

Voorbeeldbrieven

Rekenprogramma

Nieuwsbrief

Moet de deurwaarder het geheim adres van de bewindvoerder respecteren?

Bron: André Moerman
uur

Veel kleine bewindvoerderskantoren, de zogenaamde éénpitters, hebben een kantoor aan huis. Ze gaan op huisbezoek bij de klant en zijn telefonisch en per e-mail bereikbaar. De bewindvoerder heeft een geheim adres om te voorkomen dat de klant zo ineens voor de deur staat en zich dan misschien agressief gedraagt. De kamer voor gerechtsdeurwaarders moest oordelen over de vraag of de deurwaarder dit geheim adres moet respecteren of dat het privéadres van de bewindvoerder in het exploot moet worden vermeld.



Wat vooraf ging
Op 24 februari 2021 heeft de deurwaarder beslag gelegd onder de werkgever van de onderbewindgestelde. Op 2 maart 2021 heeft de deurwaarder het gelegde beslag betekend aan het privéadres van de bewindvoerder. Bij e-mail van 2 maart 2021 heeft de deurwaarder een afschrift van de betekening aan de onderbewindgestelde gestuurd.

De bewindvoerder heeft een klacht in gediend bij de kamer voor gerechtsdeurwaarders. De klacht is tweeledig:

a. De deurwaarder heeft tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door vermelding van het privéadres van de bewindvoerder in het exploot van 2 maart 2021 terwijl hij een geheim adres heeft in verband met zijn activiteiten als beschermingsbewindvoerder. Dit blijkt uit de inschrijving in het handelsregister van de Kamer van Koophandel.

b. De deurwaarder heeft tuchtrechtelijk laakbaar gehandeld door een afschrift van het exploot aan de onderbewindgestelde te mailen.

De kamer voor gerechtsdeurwaarders oordeelt samengevat als volgt.


Beoordeling van de klacht
(…)
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de kamer het volgende. Artikel 45 lid 3 onder d Wetboek van burgerlijk rechtsvordering (hierna Rv) geeft als uitgangspunt de vermelding van het adres. De Hoge Raad heeft echter op 18 december 2020 bepaald dat als het ontbreken van het woonadres van een gedaagde in een exploot, bijvoorbeeld in het geval van een geheim adres, niet leidt tot een identificatieprobleem, de vermelding van het adres niet per se noodzakelijk is. De gerechtsdeurwaarder heeft gesteld dat alleen op grond van een zwaarwegend belang van het uitgangspunt neergelegd in artikel 45 Rv kan worden afgeweken. Klager heeft aangevoerd dat hij wel degelijk een zwaarwegend belang heeft op grond waarvan zijn adres geheim moet blijven. Dit belang is gelegen in de aard van zijn werkzaamheden: onderbewindgestelden kunnen zich agressief richting bewindvoerders gaan gedragen. Naar het oordeel van de kamer had de gerechtsdeurwaarder gelet op het arrest van de Hoge Raad en in aanmerking genomen het zwaarwegend belang van klager om zijn adres geheim te houden, ervoor moeten kiezen dit adres niet te vermelden in het exploot. Ook in het geval het exploot niet zou zijn doorgestuurd aan de onderbewindgestelde zoals in dit geval wel is gebeurd, heeft klager een gerechtvaardigd belang bij het niet vermelden van zijn adresgegevens in een exploot. Een (ex)onderbewindgestelde kan namelijk altijd een afschrift van een exploot opvragen bij een gerechtsdeurwaarder, waardoor die gegevens alsnog bekend kunnen worden bij die (ex)onderbewindgestelde. De kamer is dus van oordeel dat dit klachtonderdeel gegrond is. De kamer legt hiervoor echter geen maatregel op, omdat de handelwijze van de gerechtsdeurwaarder conform de tot nu toe bestendige rechtspraak van de kamer is.

4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel b heeft de gerechtsdeurwaarder erkend dat de onderbewindgestelde een afschrift heeft ontvangen van het aan klager betekende exploot. Dit is gebeurd in het kader van de Verzamelspoedwet Covid 19. Ten kantore van de gerechtsdeurwaarder is daarvoor een automatiseringsproces ingevoerd op grond waarvan na betekening van een exploot aan een debiteur automatisch een afschrift wordt gezonden aan het bekende e-mail adres van de debiteur, in dit geval de onderbewindgestelde. De gerechtsdeurwaarder heeft op de zitting meegedeeld dat het systeem inmiddels is aangepast. Naar het oordeel van de kamer, mede in ogenschouw nemend het onder 4.2 overwogene, moet worden vastgesteld dat klager is geschaad in zijn belang. Dit leidt ertoe dat de klacht terecht is voorgesteld. Nu de gerechtsdeurwaarder de fout heeft erkend en direct maatregelen heeft getroffen om vergelijkbare fouten te voorkomen, volstaat de kamer met oplegging van een waarschuwing.
(…)
 

Beslissing
De kamer voor gerechtsdeurwaarders:

verklaart de klacht gegrond;

legt ten aanzien van klachtonderdeel b de maatregel van waarschuwing op;

bepaalt dat de gerechtsdeurwaarder het door klager betaalde griffierecht ad € 50,00 vergoedt na onherroepelijk worden van deze beslissing;

veroordeelt de gerechtsdeurwaarder in de proceskosten van klager, te begroten op € 350,00, te betalen na onherroepelijk worden van deze beslissing


Meer informatie
- Kamer voor gerechtsdeurwaarders 6 mei 2022, ECLI:NL:TGDKG:2022:99
- Hoge Raad 18 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:2101
- Achtergrondinfo tuchtrecht deurwaarders


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn << Nieuwsoverzicht