Ongeldige cessie
De kantonrechter is van oordeel dat Hoist onvoldoende heeft onderbouwd dat de onderhavige vordering met de akte van cessie van 9 oktober 2013 rechtsgeldig aan haar is gecedeerd om de navolgende redenen.
- De door Hoist als productie 1 bij de akte na tussenvonnis overgelegde verklaring van de twee (gestelde) procuratiehouders van de Intermediaire Voorschotbank B.V. acht de kantonrechter onvoldoende, nu op geen enkele manier blijkt dat de genoemde procuratiehouders, waarvan de namen bovendien onleesbaar zijn, bevoegd waren om een dergelijke verklaring namens Intermediaire Voorschotbank B.V. te doen. In dit stadium van de procedure had naar het oordeel van de kantonrechter van Hoist mogen worden verwacht dat zij het procuratiebesluit dan wel een volmacht had overgelegd, waaruit de gestelde bevoegdheid blijkt.
- Hoist stelt voorts dat zij bij voornoemde verklaring heeft gevoegd een door de Intermediaire Voorschotbank B.V. gewaarmerkt leesbaar uittreksel van de bijlage behorende bij de cessielijst. De kantonrechter kan Hoist hierin niet volgen. De bij de verklaring overgelegde uitdraai, welke reeds eerder als productie 13 is overgelegd en waarvan de kantonrechter in haar tussenvonnis van 14 juli 2015 heeft overwogen dat deze onleesbaar is, is wederom onleesbaar. Bovendien blijkt nog steeds niet dat de uitdraai hoort bij de akte van cessie, zoals Hoist stelt. Evenmin blijkt dat de uitdraai is gewaarmerkt door de Intermediaire Voorschotbank B.V.
- Hoist heeft daarnaast een uittreksel van de titel genaamd de Portfolio Purchase Agreement (hierna: PPA) overgelegd. De in de akte van cessie overgedragen 'Credit Claims' worden in de PPA gedefinieerd als 'any and all claims (…) against the Debtors under the Credit Agreements'. In de definitie van Credit Agreement wordt verwezen naar een natuurlijk of rechtspersoon vermeld in "Schedule 6". Hoist laat echter na genoemde bijlage 6 over te leggen.
Conclusie
Concluderend is de kantonrechter van oordeel dat niet kan worden aangenomen dat Hoist rechthebbende is geworden op de gestelde vordering. Het door Hoist gedane niet nader gespecificeerde bewijsaanbod wordt gepasseerd. In het licht van de gemotiveerde betwisting had het op de weg van Hoist gelegen om in een eerder stadium in de procedure helderheid te verschaffen, zij heeft dit echter - ondanks hiertoe nadrukkelijk in de gelegenheid te zijn gesteld - nagelaten. Overigens merkt de kantonrechter nog op dat Hoist ook niet heeft voldaan aan het bepaalde in rechtsoverweging 5.7. van het tussenvonnis van 14 juli 2015, in die zin dat zij heeft nagelaten een door de Intermediaire Voorschotbank BV. gewaarmerkt uittreksel van de akte en de titel over te leggen. De vordering in conventie wordt afgewezen.
Hoist zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in conventie. De proceskosten in conventie worden begroot op € 1.050,00 (3 ½ punt aan salaris gemachtigde), waaronder begrepen de kosten in de vrijwaring en het incident.
Terugvordering onverschuldigde betaling
In reconventie. Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de door [gedaagde 2] in het kader van een betalingsregeling aan ACG gerechtsdeurwaarders verrichte betalingen zonder rechtsgrond en derhalve onverschuldigd zijn gedaan. De vordering in reconventie strekkende tot terugbetaling van reeds door [gedaagde 2] betaalde bedragen wordt toegewezen. Tussen partijen is niet in geschil dat [gedaagde 2] thans een bedrag ad € 2.450,00 heeft voldaan, zodat Hoist zal worden veroordeeld om dit bedrag aan [gedaagde 2] terug te betalen. Ten aanzien van de over dit bedrag gevorderde wettelijke rente overweegt de kantonrechter als volgt. Weliswaar ontstaat de verbintenis uit onverschuldigde betaling op het moment waarop de onverschuldigde betaling is verricht, maar dat neemt niet weg dat voor het intreden van wettelijke rente verzuim is vereist. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf 6 januari 2015, zijnde de datum waarop [gedaagde 2] haar vordering heeft ingesteld.
Hoist zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten in reconventie. De proceskosten in reconventie worden begroot op € 150,00 (1/2 punt aan salaris gemachtigde).
(…)
De beslissing
De kantonrechter:
In de hoofdzaak
in conventie
wijst de vordering af,
veroordeelt Hoist in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde 2] begroot op € 1.050,00 aan salaris gemachtigde, waaronder begrepen de kosten in de vrijwaring en het incident.
in reconventie
veroordeelt Hoist om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [gedaagde 2] te voldoen een bedrag van € 2.450,00 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 januari 2015 tot aan de dag van volledige betaling,
veroordeelt Hoist in de kosten van de procedure aan de zijde van [gedaagde 2] begroot op € 150,00 aan salaris gemachtigde,
wijst het meer of anders gevorderde af,
Meer informatie
- Rb Midden-Nederland 26 februari 2016, ECLI:NL:RBNNE:2016:3048
- Achtergrondinfo acte van cessie