Wat vooraf ging
X is door middel van een basisverzekering bij De Friesland tegen ziektekosten verzekerd. X is is op 23 december 2013 vanwege "verkwisting of het hebben van problematische schulden" onder bewind gesteld en dat is op 31 december 2013 in het bewindregister gepubliceerd. Stichting De Schuldencoach is tot bewindvoerder benoemd.
In 2015 is X toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling (verder: Wsnp-regeling). De Friesland heeft op 19 juli 2016 een e-mailbericht gezonden aan de (toenmalige) WSNP-bewindvoerder met daarin onder meer de volgende mededeling:
"Uit onze informatie blijkt dat u bewindvoerder inzake de WSNP van X bent (…)".
Over de maanden januari, februari en maart 2017 is steeds een bedrag ad € 8,45 te weinig aan nominale premie betaald. Nadat deurwaarder LAVG namens De Friesland X op 20 juni 2017 heeft gedagvaard heeft de bewindvoerder alsnog gezorgd voor betaling van achterstallige premie vermeerderd met rente en incassokosten zoals in de dagvaarding stond vermeld. De bewindvoerder heeft in totaal € 73,94 voldaan.
Ondanks deze betaling wordt de procedure bij de rechtbank voortgezet. De zorgverzekeraar wil alsnog de kosten voor de dagvaarding, in de vorm van proceskosten, vergoed krijgen.
Het standpunt van De Friesland
De Friesland vordert de veroordeling van X tot betaling van de proceskosten. Daartoe heeft zij het volgende gesteld. De deurwaarder had geen kennis van het bewind noch behoorde hij dit te kennen. Blijkens een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2016 bestaat er geen verplichting voor de deurwaarder om in het bewindregister te kijken. De Friesland heeft X daarom op juiste gronden gedagvaard. Hij dient dan ook de kosten van de procedure te voldoen.
De Friesland noch de deurwaarder hebben een automatische koppeling met het bewindregister. Het had op de weg van X gelegen om de aanmaningen te overhandigen aan zijn bewindvoerder. X is de proceskosten dus nog verschuldigd. Het feit dat X en niet zijn bewindvoerder is gedagvaard, maakt dit niet anders, zo stelt De Friesland.
Het standpunt van De Schuldencoach
De Schuldencoach heeft zich tegen de vordering verweerd. Voor zover nodig zal hieronder op dat verweer worden ingegaan.
De beoordeling van het geschil
Samengevat oordeelt de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Nederland als volgt.
De Friesland beroept zich op een uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 25 maart 2016. In deze uitspraak heeft de rechtbank Amsterdam overwogen, dat er geen wettelijke verplichting bestaat die de deurwaarder (of diens opdrachtgever) verplicht om voorafgaand aan iedere executiehandeling in het bewindregister te kijken. Het onderhavig geschil gaat echter niet over een executiehandeling, maar over het betekenen van een dagvaardingsexploot,. De Friesland kan daarom niet één-op-één een succesvol beroep op die uitspraak doen. Wel is juist, en dus door de rechtbank Amsterdam terecht overwogen, dat de wet geen verplichting voor een deurwaarder bevat tot het raadplegen van het bewindregister voordat hij een dagvaardingsexploot aan een schuldenaar betekent.
Met De Schuldencoach is de kantonrechter van oordeel, dat De Friesland in ieder geval bekend was met het bestaan van de op X toepasselijke Wsnp-regeling. Dit feit had voor De Friesland reden moeten vormen om, toen zij haar onderwerpelijke vordering ter incasso uit handen gaf, haar (incasso)gemachtigde omtrent het bestaan van de Wsnp-regeling ten aanzien van X op de hoogte te stellen.
In het verlengde daarvan had het, naar het oordeel van de kantonrechter, op de weg van deurwaarder gelegen om (de mogelijkheid van) het (nog) bestaan van enige vorm van bewind ten aanzien van X in de juist daarvoor bestaande registers te verifiëren, te meer omdat zijdens De Friesland kennelijk op enig moment tot dagvaarden is besloten. Omdat de kantonrechter voorts van oordeel is dat zowel De Friesland als haar gemachtigde als een professionele partij mag worden beschouwd, bij wie kennis van het bestaan en het doel van deze registers mag worden verondersteld, had het raadplegen daarvan door De Friesland of haar gemachtigde in het onderwerpelijke geval in de rede gelegen.
Dat daartoe geen (formele) wettelijke verplichting bestaat maakt dat niet anders, te minder nu De Friesland met het niet raadplegen van de registers het risico liep dat zij ondanks haar vaststaande kennis van een op 19 juli 2016 bestaand bewind, de verkeerde procespartij in rechte zou betrekken. Immers, artikel 1:441, eerste lid, BW bepaalt dat de bewindvoerder de rechthebbende tijdens het bewind in en buiten rechte vertegenwoordigt. De door De Friesland opgeworpen stelling dat X de aanmaningen aan de bewindvoerder had moeten overhandigen maakt dat niet anders. Volgens de in het bewindregister vermelde grondslag voor het instellen van het bewind is dit juist ingesteld om de rechthebbende tegen de gevolgen van het hem door De Friesland gemaakte verwijt te beschermen.
Uit hetgeen hierboven is overwogen vloeit verder voort, dat het verweer van De Schuldencoach dat er in essentie op neerkomt, dat deze procedure en de daarmee samenhangende kosten voorkomen hadden kunnen worden indien De Friesland aanstonds De Schuldencoach – en niet X – op het bestaan van de vordering had gewezen, doel treft.
Dit leidt tot het oordeel dat De Friesland in de proceskosten moet worden veroordeeld. Deze zullen aan zijde van De Schuldencoach evenwel worden begroot op nihil, nu De Schuldencoach feitelijk – zij het in hoedanigheid – in persoon heeft geprocedeerd en geen gebruik heeft gemaakt van de diensten van een professioneel rechtshulpverlener, terwijl overigens niet is gebleken van voor vergoeding in aanmerking komende kosten als bedoeld in artikel 238 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af en veroordeelt De Friesland in de kosten van het geding, tot op heden aan zijde van De Schuldencoach vastgesteld op nihil.
Meer informatie
- Rb Noord Nederland 5 december 2017, ECLI:NL:RBNNE:2017:4625
- Een bewindregister waar de deurwaarder niet in hoeft te kijken?!
- Achtergrondinfo Curatele- en bewindregister