Voorgestelde schuldregeling
De schuldhulpverlener heeft op 5 januari 2015 een schuldregeling aangeboden aan 1 preferente en 21 concurrente schuldeisers. Het voorstel houdt in dat betrokkenen gedurende 36 maanden hun afloscapaciteit reserveren. Doorbetaling van het gereserveerde bedrag vindt plaats op grond van een pondspondsgewijze verdeling. Dat zal kunnen resulteren in een uitkering van 5,01 % aan de concurrente schuldeisers. Aan de preferente schuldeiser wordt het dubbele geboden. Het aanbod is gebaseerd op een prognose: stijgt het inkomen van verzoekers gedurende de regeling, dan zal een hoger bedrag worden uitgekeerd aan de crediteuren, daalt het inkomen, dan wordt een lager bedrag uitgekeerd.
Bevoordeling CJIB
In het voorstel aan de schuldeisers wordt een onderscheid gemaakt tussen het CJIB en de overige schuldeisers. Aan het CJIB wordt aangeboden dat na afronding van de schuldregeling het restant van de boetes alsnog betaald wordt. De overige schuldeisers hebben een aanbod tegen finale kwijting van de restantvordering gekregen.
Verzoek dwangakkoord
Vier schuldeisers zijn niet akkoord gegaan met het voorstel, Betrokkene heeft de rechtbank Midden-Nederland verzocht om deze schuldeisers te dwingen alsnog akkoord te gaan. De rechtbank heeft veel aan te merken op het verzoek, o.a. m.b.t. de wijze waarop het vrij te laten bedrag is berekend. Zo is er geen rekening gehouden met de (fictieve) bijdrage van de inwonende zoon. De rechtbank had ook commentaar op de ongelijke behandeling tussen het CJIB en de overige schuldeisers. Samengevat leidde dit tot de volgende beoordeling:
Beoordeling rechtbank
“4.7.
Het CJIB wordt aldus bevoordeeld ten opzichte van de andere schuldeisers, die wel afstand doen van het restant van hun vorderingen. Uit de overgelegde stukken blijkt niet dat de andere schuldeisers op de hoogte zijn gebracht van de bevoorrechte positie van het CJIB. De schuldhulpverlener heeft ter zitting desgevraagd ook bevestigd dat de andere schuldeisers hiervan niet door de schuldhulpverlening op de hoogte zijn gebracht.
4.8.
Die, de andere schuldeisers onbekende, bevoordeling van het CJIB maakt, los van de eerder geconstateerde gebreken in het aanbod, dat de onderhavige regeling niet dwingend kan worden opgelegd aan verweerders. De rechtbank zoekt bij de beoordeling van deze regeling aansluiting bij de dwingend voorgeschreven regels voor de homologatie van een tijdens de schuldsaneringsregeling aangeboden akkoord: artikel 338 lid 2 jo. 153 lid 2 aanhef en sub 2 Fw bepaalt dat de rechtbank de homologatie van een dergelijk akkoord zal weigeren indien het akkoord door begunstiging van een of meer schuldeisers tot stand is gekomen.
Dat de onderhavige begunstiging van het CJIB plaats vindt op grond van afspraken die door de NVVK (de Vereniging voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren) met het CJIB in het convenant zijn gemaakt, doet daar niet aan af. Bij de totstandkoming van dat convenant zijn de andere schuldeisers van verzoekers immers niet betrokken geweest, laat staan dat zij daarmee hebben ingestemd.”
Aanhouding beslissing
De rechtbank heeft de beslissing op het verzoek aangehouden om de schuldhulpverlener de gelegenheid te geven de verschillende gebreken in het aanbod te herstellen. Ten aanzien van de bevoordeling van het CJIB ten opzichte van de overige schuldeisers geeft de rechtbank aan dat de schuldhulpverlener aan alle schuldeisers van gelijke rang een gelijkluidende regeling dient aan te bieden. Het is ook mogelijk een voorstel te doen waarbij het CJIB wordt bevoordeeld, als deze ongelijkheid maar voor alle schuldeisers kenbaar is en alle andere schuldeisers met die ongelijkheid (schriftelijk) instemmen.
Tot slot geeft de rechtbank in overweging:
“Een gelijkluidende regeling wordt natuurlijk het meest eenvoudig verkregen indien het CJIB alsnog finale kwijting verleend voor de saneerbare boetes/schulden. Bij weigering door het CJIB staat verzoekers ook ten aanzien van deze schuldeiser in beginsel de weg van het dwangakkoord open.”
Conclusie
Schuldhulpverleners doen er verstandig aan in ieder geval transparant te zijn wanneer, conform het convenant tussen de NVVK en het CJIB, een afwijkend voorstel aan het CJIB wordt gedaan.
Het blijft natuurlijk vreemd dat de schuldenaar t.a.v. verkeersboetes in het minnelijk traject slechter af is dan bij toelating tot de WSNP. Het wordt tijd dat het CJIB het convenant met de NVVK op dit punt gaat aanpassen. En wanneer dit niet gebeurt, stel ik voor dat alle schuldhulpverleners standaard om een dwangakkoord gaan verzoeken.
Let op!
Per 1 januari 2016 is het beleid gewijzigd: Verkeersboetes (wahv-sancties) gaan mee in een schuldregeling tegen finale kwijting. Bij schuldregelingen die op of na 1 januari 2016 succesvol worden afgerond, wordt het restant aan verkeersboetes kwijtgescholden.
Meer informatie
- Rb Midden-Nederland 23 april 2015, ECLI:NL:RBMNE:2015:3369
- CJIB via dwangakkoord voorstel tegen finale kwijting, Rb Gelderland 28 mei 2013
- Achtergrondinfo CJIB-vorderingen