Wat er aan voorafging
X woont in een instelling en is per 1 september 2019 onder curatele gesteld. Voor de kosten van curatele, te weten € 246,94 per maand, is bijzondere bijstand toegekend. Naar aanleiding van een melding van de curator dat X per 1 augustus 2021 een MBO-opleiding volgt en studiefinanciering van de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) gaat ontvangen, heeft het college van B&W een onderzoek verricht naar de draagkracht van X. Bij de draagkrachtberekening heeft het college niet alleen het recht van X op een basis- en aanvullende beurs in aanmerking genomen, maar ook de aanspraak die X maakt op een aanvullende lening van DUO.
De curator heeft bezwaar aangetekend en is vervolgens in beroep gegaan. De curator voert aan dat zij begrijpt dat de basisbeurs en aanvullende beurs meetellen bij de bepaling van de hoogte van de toekenning van bijzondere bijstand. Zij is het er echter niet mee eens dat ook een mogelijke lening in de berekening wordt betrokken. X is een kwetsbare jongere die onder curatele staat. Zij moet schuldenvrij kunnen blijven. Het kan niet de bedoeling van de wetgever zijn geweest om kwetsbare jongeren, die naar school willen om zich te ontwikkelen, maar niet in staat zijn hun eigen financiële en zorgbelangen te behartigen en daarom een curator hebben, op te zadelen met een schuld om die kosten te kunnen betalen. Zij hebben niet zelf gevraagd om onder curatele te komen staan en het is een beslissing van de kantonrechter om dat te doen.
Hoe het in de wet is geregeld
In art. 15 van de Participatiewet is geregeld dat er geen aanspraak is op een bijstandsuitkering of bijzondere bijstand wanneer een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel wordt geacht passend en toereikend te zijn. Dit betekent dat wanneer een studie wordt gevolgd waarvoor aanspraak bestaat op studiefinanciering deze bij de vaststelling van de draagkracht voor bijzondere bijstand ook meegenomen moet worden. In art. 33 lid 2 Pw is geregeld dat dit inkomen uit studiefinanciering gesteld wordt op het normbedrag kosten levensonderhoud. Dit omvat naast een basis- en aanvullende beurs in de vorm van een gift ook een lening. Er wordt dus vanuit gegaan dat je gebruik maakt van deze lening.
Oordeel rechtbank
De rechtbank oordeelt samengevat als volg.
De rechter is niet bevoegd om een wettelijke bepaling als artikel 33 van de Pw te toetsen aan algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht. Dit laat onverlet dat aanleiding kan bestaan een wettelijke bepaling buiten toepassing te laten, indien sprake is van bijzondere omstandigheden waarmee de wetgever geen rekening heeft gehouden en die de toepassing zozeer in strijd doen zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. De rechtbank is van oordeel dat daarvan in deze zaak sprake is en overweegt daartoe als volgt.
X is onder curatele gesteld en daarvoor is een curator benoemd. In de beschikking is de jaarbeloning van de curator (…) vastgesteld. Die beloning komt voor rekening van X, maar omdat X die kosten niet zelf kan dragen heeft zij recht op bijzondere bijstand.
De curator heeft aangegeven, dat de biologische ouders van X geen gezag meer over haar hebben, dat hun inkomen niet wordt meegeteld voor het toekennen van een aanvullende beurs en dat de combinatie van basisbeurs en aanvullende beurs niet voldoende is voor X om draagkracht over te houden voor de betaling van de kosten van curatele. Dat betekent dat X, om de kosten van de curatele te kunnen voldoen, is aangewezen op bijzondere bijstand.
Door bij de draagkrachtberekening ter vaststelling van de hoogte van de bijzondere bijstand ook in aanmerking te nemen de aanspraak op een aanvullende studielening, bedraagt het verschil tussen de kosten van de curatele en de daarvoor aan X toegekende bijzondere bijstand € 150,34 per maand. Dat verschil is aanzienlijk lager wanneer bij de draagkrachtberekening geen rekening wordt gehouden met voormelde lening. Dat impliceert dat de curator, om haar beloning voor de werkzaamheden voor X zoveel mogelijk voldaan te krijgen, voor X ook een studielening bij DUO moet aanvragen. Zij heeft echter aangegeven dat niet te willen doen, omdat X zich daarmee in de schulden moet steken en merkt daarover op dat het niet de bedoeling kan zijn een kwetsbare jongere als X, waarvan vaststaat dat zij niet in staat is om haar vermogensrechtelijke belangen behoorlijk kan waarnemen en voldoende kan behartigen, op te zadelen met een schuld om de kosten van de curator te kunnen betalen.
De rechtbank volgt de curator in dit standpunt. Curatele is de meest verregaande burgerrechtelijke maatregel, naast de maatregelen uit de Wet zorg en dwang en de Wet verplichte ggz, waardoor de belangen – materiële én immateriële – van een meerderjarige worden beschermd. Vanaf de dag dat de curatele is uitgesproken, is de onder curatele gestelde onbekwaam rechtshandelingen te verrichten voor zover de wet niet anders bepaalt. Is de curatele uitgesproken op grond van de geestelijke of lichamelijke toestand van de betrokkene, zoals in het geval van X, dan bestaat ook onbekwaamheid ter zake van familierechtelijke handelingen. Curatele op grond van lichamelijke of geestelijke toestand benadert voor wat betreft de inhoud en omvang het gezag dat van ouders en voogden over minderjarigen: de curator gaat immers over het vermogen van de betrokkene, bepaalt diens verblijfplaats en is als een voogd eindverantwoordelijk voor het verblijf en voor de verzorging van de betrokkene.
Doordat de curator, om haar beloning voor de werkzaamheden voor X zoveel mogelijk voldaan te krijgen, verplicht wordt voor X een studielening bij DUO aan te vragen en X gaat belasten met schulden, kan ook niet worden gezegd dat de belangen van X, als onder curatele gestelde, worden beschermd. De voorschriften uit de Participatiewet strijden hier met die uit het Burgerlijk Wetboek en de doelstelling die uit de onder curatelestelling volgt. Door bij de draagkrachtberekening rekening te houden met de aanspraak op de studielening wordt de bescherming van X als onder curatele gestelde in ernstige mate tekort gedaan. Genoemde gevolgen van toepassing van artikel 33, tweede lid, van de Pw, stroken naar het oordeel van de rechtbank niet met wat de wetgever kan hebben bedoeld of voorzien. Om die reden ziet de rechtbank aanleiding om in dit bijzondere geval artikel 33, tweede lid, van de Pw (gedeeltelijk, voor zover het betreft het in aanmerking nemen van de DUO-lening) buiten toepassing te laten.
Meer informatie
- Rechtbank Noord-Holland 14 april 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:3412
- Achtergrondinfo bijzondere bijstand kosten beschermingsbewind en curatele