Bijzondere bijstand
Mensen met een laag inkomen kunnen voor bepaalde kosten in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. Er bestaat recht op bijzondere bijstand indien aan twee voorwaarden wordt voldaan:
- Er moet sprake zijn van uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van bestaan. Voorbeelden hiervan zijn:
- Kosten van een bewindvoerder, curator of mentor
- Eigen bijdrage van een advocaat en griffierechten
- Bepaalde medische kosten - De kosten kunnen naar het oordeel van het college van B&W niet uit het inkomen of vermogen worden voldaan. De wijze waarop de draagkracht wordt berekend en welk deel van het vermogen vrijgelaten wordt verschilt per gemeente.
Draagkracht bij beslag
In art. 31 lid 1 Pw is geregeld dat voor de draagkracht alleen het inkomen en vermogen wordt meegenomen waarover de alleenstaande of het gezin beschikt of redelijkerwijs kan beschikken. De CRvB heeft bepaald dat men bij loonbeslag redelijkerwijs niet over het deel van het inkomen kan beschikken dat afgedragen wordt aan de deurwaarder.
Bij een hoog inkomen is ook de beslagvrije voet hoger als compensatie voor het niet of minder ontvangen van huur- en zorgtoeslag en eventueel kindgebonden budget. Dit zou betekenen dat er dan misschien toch draagkracht is voor bijzondere bijstand. De CRvB heeft echter bepaald dat het college moet meenemen in de besluitvorming dat de beslagvrije voet een minimumbedrag is dat nodig is om van te leven.
Draagkracht bij bronheffing
Wanneer bij de zorgverzekeraar een premieachterstand van zes maanden is ontstaan, meldt de zorgverzekeraar de verzekeringnemer aan bij het CAK . Vanaf dat moment is de verzekeringnemer geen premie meer aan de verzekeraar verschuldigd, maar moet hij een bestuursrechtelijke premie aan het CAK betalen. Deze premie bedraagt per 1 juli 2024 110% van de gemiddelde zorgpremie: € 160,60 per maand. Het CAK int de premie door deze door de werkgever of uitkeringsinstantie op het loon of de uitkering in te laten houden (bronheffing).
Dit betekent dat betrokkene over dit deel van het inkomen niet kan beschikken. Maar de premie is ook bedoeld voor betaling van de zorgverekering
Oordeel CRvB
De CRvB beslist als volgt:
4.3.1.
Omdat betrokkene langer dan zes maanden de premie voor zijn zorgverzekering niet heeft betaald, heeft zijn zorgverzekeraar hem aangemerkt als wanbetaler en hem aangemeld bij het CAK. Als gevolg daarvan moest betrokkene een verhoogde zorgpremie gaan betalen aan het CAK, de zogenaamde bestuursrechtelijke premie. Hij betaalde op dat moment geen nominale premie meer aan zijn zorgverzekeraar. De bestuursrechtelijke premie voor wanbetalers is in 2020 vastgesteld op € 1.698,- per jaar. De gemiddelde nominale premie in 2020 was vastgesteld op een bedrag van € 1.421,- . Uit de overgelegde betaalspecificatie van het UWV van 15 juni 2020 blijkt dat de bestuursrechtelijke premie in opdracht van het CAK in elk geval over de maand juni 2020 is ingehouden op de WIA-uitkering van betrokkene. Het betreft een bedrag van € 141,50, hetgeen overeenkomt met een twaalfde deel van € 1.698,-. Gelet op het verschil tussen de gemiddelde nominale premie en de bestuursrechtelijke premie ging het in 2020 om een bedrag van maximaal € 277,- per jaar en € 23,08 per maand dat betrokkene meer moest betalen voor zijn zorgverzekering als gevolg van de aanmelding bij het CAK.4.3.2.
Op grond van vaste rechtspraak kan het college bij de draagkrachtvaststelling alleen inkomsten en vermogen in aanmerking nemen die feitelijk kunnen worden aangewend om te voorzien in de kosten waarvoor bijzondere bijstand is gevraagd. Niet gezegd kan worden dat een belanghebbende beschikt of redelijkerwijs kan beschikken over zijn inkomen, voor zover daarop executoriaal beslag is gelegd. Hij kan dat inkomensdeel immers niet feitelijk besteden, is ter zake niet beschikkingsbevoegd, noch kan hij de beslagene aanspreken om, in weerwil van het belegde beslag, bedoeld inkomensdeel aan hem uit te betalen.4.3.3.
De door betrokkene aan het CAK afgedragen bestuursrechtelijke premie bestaat gelet op 4.3.1 uit een premiedeel en een verhogingsdeel. Ter zitting is gebleken dat het partijen enkel nog gaat om het verhogingsdeel van de bestuursrechtelijke premie. Ten aanzien van het premiedeel is de Raad met partijen van oordeel dat dit niet gelijk kan worden gesteld met een (executoriaal) beslag. Het betreft immers een lopende zorgverzekering, waarbij geldt dat iedereen in Nederland zorgpremie moet betalen. Dat dit bij betrokkene is gebeurd door middel van broninhouding door het CAK maakt dit niet anders. De Raad ziet echter aanleiding om voor het verhogingsdeel anders te oordelen. Betrokkene kan het bedrag van zijn uitkering dat met het verhogingsdeel van de bestuursrechtelijke premie is ingehouden, net als in een situatie van executoriaal beslag, niet feitelijk besteden. Hij is ter zake ook niet beschikkingsbevoegd. Het college had de inhouding wegens het verhogingsdeel dan ook bij de vaststelling van de draagkracht moeten betrekken en in zoverre zijn draagkracht moeten verlagen.
Meer informatie
- Centrale Raad van Beroep 4 juni 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1249
- Ook bij hoge beslagvrije voet geen draagkracht bijzondere bijstand (schuldinfo.nl, 30 april 2023)
- Bijzondere bijstand als vangnet bij loonbeslag (schuldinfo.nl, 2 februari 2021)