Illustratie: waldryano, Pixabay
Wanneer minnelijk traject overslaan?
Bij een verzoek tot toelating Wsnp moet een verklaring van het college van B&W, een advocaat of bewindvoerder worden overlegd dat er geen reële mogelijkheden zijn om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. In de rechtspraak wordt dit doorgaans zo uitgelegd dat er eerst een voorstel aan de schuldeisers moet worden gedaan en dat pas na afwijzing van dit voorstel een verzoek om toelating Wsnp kan worden gedaan.
Via een wetswijziging per 1 juli 2023 is de wettekst verduidelijkt: Als aannemelijk is dat onvoldoende aflossingsmogelijkheden bij de schuldenaar of andere omstandigheden het onmogelijk maken om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, hoeft voor de afgifte van deze verklaring niet eerst een poging te zijn gedaan om tot een dergelijke regeling te komen.
In het amendement dat tot wijziging van het artikel leidde, wordt een aantal situaties beschreven waarin kan worden afgezien van het doen van een aanbod:
- budgetbeheer en/of schuldenbewind hebben na enige tijd de financiële situatie van de schuldenaar gestabiliseerd waardoor inzichtelijk is geworden dat de totstandkoming van een buitengerechtelijke schuldregeling kansloos is;
- het wordt al snel duidelijk dat het onmogelijk zal zijn met een bepaalde schuldeiser overeenstemming te bereiken bijvoorbeeld door een brief van die schuldeiser of van zijn advocaat;
- door dakloosheid of echtscheiding van de schuldenaar is het onmogelijk om binnen afzienbare tijd een volledig beeld te krijgen van alle schulden, wat essentieel is om überhaupt een schuldregeling te kunnen voorleggen aan de schuldeisers.
Het hof Den Haag moest in hoger beroep oordelen over een aanvraag Wsnp waarbij het minnelijk traject om twee redenen was overgeslagen:
- Schuldeisers die niet reageren op het verzoek saldo-opgave
- Hoogte schulden staat nog niet vast.
Het hof oordeelde als volgt.
1. Niet reageren op verzoek hoogte vordering
Allereerst is als argument aangevoerd dat een aantal schuldeisers niet hebben gereageerd en dat dit niet anders kan worden opgevat als een afwijzing bij voorbaat van welk akkoord dan ook. Bovendien is het dan onmogelijk om te berekenen welk aanbod aan de schuldeisers kan worden gedaan.
Het hof ziet dit anders:
"Het hof is met de rechtbank van oordeel dat de inventarisatiebrief niet als een aanbod of deugdelijke poging tot een buitengerechtelijke schuldregeling kan worden beschouwd. Deze brief bevat slechts het verzoek aan de schuldeisers zich uit te laten over de hoogte, ontstaansdatum en aard van hun vorderingen(en). Verder wordt daarin vermeld dat als er geen reactie wordt ontvangen de vordering door de schuldhulpverlener zal worden geschat en een eventueel voorstel op dit bedrag zal worden gebaseerd. Het is dan ook niet onbegrijpelijk dat sommige schuldeisers niet de moeite hebben genomen om op deze brief te reageren: hun werd ruimte geboden om een concreet voorstel af te wachten en op basis daarvan hun verdere positie te bepalen. Het hof concludeert dan ook dat [appellant] zich onder de gegeven omstandigheden onvoldoende heeft ingespannen om tot een minnelijke regeling te komen met zijn schuldeisers. Het hof volgt [appellant] daarom ook niet in zijn betoog dat toen een aantal schuldeisers niet reageerde op de inventarisatiebrief (die later nog een keer werd verstuurd) het zinloos was om alsnog een concreet aanbod te doen en zich dus een uitzonderingssituatie voordeed en het onmogelijk was om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. De schuldeisers is immers nooit gelegenheid geboden om zich op een minnelijke regeling te beraden en de afweging te maken om daaraan wel of niet mee te doen. Gesteld noch gebleken is dat (een van) de schuldeisers zich daarover hebben of heeft uitgelaten."
2. Schulden staan nog niet vast
Ook is in deze procedure aangevoerd dat de hoogte van de schulden nog niet vaststaat en dat daarmee een minnelijk traject niet mogelijk is. In dit argument kan het hof zich wel vinden:
"[appellant] heeft echter ook betoogd dat het in zijn geval onmogelijk is om binnen afzienbare tijd een volledig beeld te krijgen van alle schulden, omdat tijdens het minnelijk traject duidelijk is geworden dat de RVO en het UWV niet binnen afzienbare termijn definitieve beschikkingen zullen afgeven over de tegemoetkoming in de steunmaatregelen. Daarbij is de wijze waarop het UWV tot de vaststelling van de tegemoetkoming komt niet bekend, zodat de uitkomst daarvan ook niet in te schatten valt. Het hof ziet daarin wel voldoende aanleiding om een uitzondering te maken op de hoofdregel en het verzoek tot toelating tot de WSNP te toetsen zonder dat [appellant] eerst een (mislukte) poging hoeft te doen om tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen. Het hof concludeert daarom dat het verzoekschrift met de door Noordzij afgegeven verklaring dat het onmogelijk is om te komen tot een buitengerechtelijke schuldregeling, gelet op deze bijzondere omstandigheid, voldoet aan de daaraan gestelde eisen en dat [appellant] ontvankelijk is in zijn verzoek."
Betrokkene wordt vervolgens toegelaten tot de Wsnp
Meer informatie
- Gerechtshof Den Haag 6 augustus 2024, ECLI:NL:GHDHA:2024:1411
- Achtergrondinfo Wsnp