Wat er aan voorafging
X heeft een schuldregeling aangevraagd bij de Kredietbank Nederland. De totale schuldenlast bedraagt € 20.000. Aan de schuldeisers is een voorstel gedaan waarbij op basis van een prognose verwacht wordt dat de schuldeisers 41,62 % van hun vordering tegemoet kunnen zien. Onderdeel van dit voorstel is een bedrag van ruim € 8000 dat bij de Kredietbank Nederland is gespaard.
Eén van de schuldeisers met een resterende vordering van € 5.563,29 gaat niet met het voorstel akkoord. Een deurwaarder van deurwaarderskantoor Van der Vleuten & van Hooff Gerechtsdeurwaarders heeft vervolgens op 21 oktober 2024 beslag gelegd onder de Kredietbank Nederland op het voor de schuldregeling gereserveerde bedrag.
Op 28 oktober 2024 heeft X bij de rechtbank via een voorlopige voorziening wsnp gevraagd om het beslag op te schorten totdat is beslist op het reeds ingediende verzoek om een dwangakkoord dan wel toelating tot de wettelijke schuldsanering (wsnp). Als reden hiervoor geeft X aan dat de voorgenomen executie ertoe zal leiden dat het overgrote deel van de ‘akkoordpenningen’ niet meer kan worden aangewend voor de gezamenlijke schuldeisers waardoor de minnelijke regeling wordt verstoord.
Door de schuldeiser is betoogd -kort weergegeven- dat hij gebruik maakt van de wettelijke mogelijkheden. Andere schuldeisers zullen genoegen moeten nemen met een lager akkoordpercentage. Het voordeel dat hij heeft ten opzichte van andere schuldeisers is gerechtvaardigd omdat hij aanzienlijke kosten heeft moeten maken om tot executie te komen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank overweegt dat schuldeiser Y terecht aangeeft dat de wettelijke mogelijkheden van executie hem -los van het aangeboden akkoord- aanspraak geeft op (een deel van) het saldo van het door schuldenares gespaarde bedrag bij de kredietbank. Dit zal er echter toe kunnen leiden dat de vordering van schuldeiser Y geheel wordt voldaan terwijl de overige schuldeisers kunnen rekenen op een aanzienlijk lager percentage van hun vordering dan het eerder genoemde percentage van 41,62 %. De rechtbank acht een zodanig resultaat niet redelijk. De rechtbank wijst er dit verband op dat de wetgever het wenselijk heeft geacht dat voorafgaand aan de wsnp een minnelijke regeling wordt beproefd op basis van het uitgangspunt dat alle schuldeisers gelijk zijn, met uitzondering van de schuldeisers met een wettelijke preferentie. Tussen partijen is niet in het geding dat de vordering van Y niet preferent is. Dat hij aanzienlijke kosten heeft moeten maken in het incassotraject moge zo zijn, maar dat geeft geen recht op een preferente behandeling. Bovendien is heel goed denkbaar dat ook andere schuldeisers ook dergelijke kosten hebben moeten maken. Door te handelen zoals Y doet, doorbreekt hij de gelijkheid van alle crediteuren (de zogeheten “paritas creditorum”) en frustreert hij het door de wetgever uitgestippelde traject naar schuldsanering. Daarmee maakt Y naar voorlopig oordeel misbruik van zijn recht door vast te houden aan executie van het vonnis.
De rechtbank is van oordeel dat tegen de hiervoor geschetste achtergrond het belang van schuldenares en de overige schuldeisers zwaarder weegt dan dat van schuldeiser Y. Dat belang is er in gelegen dat het reeds ingezette minnelijke traject kan worden afgerond waarbij alle schuldeisers gelijkelijk kunnen meedelen. Het verzoek zal dan ook worden toegewezen. Gelet op de spoedeisendheid zal de rechtbank de gevraagde voorziening uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
De rechtbank beslist dat de tenuitvoerlegging van het beslag wordt geschorst tot dat wordt beslist op het verzoek dwangakkoord en/of tot toepassing van het verzoek wsnp.
Naschrift
Het is gelukkig uitzonderlijk dat een deurwaarder beslag legt op het ten behoeve van een schuldregeling gereserveerde bedrag. In deze uitspraak oordeelt de rechter dat de schuldeiser misbruik van recht maakt door dit beslag te leggen.
Het is niet alleen de schuldeiser die een verwijt valt te maken. Ook de werkwijze van het deurwaarderskantoor Van der Vleuten & van Hooff Gerechtsdeurwaarders geeft te denken. Zelfs als de schuldeiser nadrukkelijk om de beslaglegging heeft verzocht, wat overigens niet uit deze uitspraak is op te maken, zal de deurwaarder een eigen afweging moeten maken of dit beslag gelegd had mogen worden. Er geldt weliswaar een ministerieplicht, de deurwaarder moet een opdracht van de schuldeiser in beginsel uitvoeren, maar deze houdt op wanneer de deurwaarder onrechtmatig handelt. Dat er volgens de rechtbank sprake is van ‘misbruik van recht’ is hier al een goede indicatie voor.
Voor het handelen van de deurwaarder geldt ook een zorgvuldigheidsnorm: hoe zou een redelijk bekwaam en redelijk handelend ambtgenoot in de gegeven omstandigheden hebben gehandeld?
Het is aan te raden om over de handelwijze van de deurwaarder een klacht in te dienen bij de Kamer voor gerechtsdeurwaarders.
Meer informatie
- Rechtbank Noord-Holland 7 november 2024, ECLI:NL:RBNHO:2024:11498
- Achtergrondinfo voorlopige voorziening wsnp
- Achtergrondinfo klacht tegen deurwaarder