Het Hof Amsterdam oordeelde samengevat als volg.
De feiten
Tussen schuldhulpverleningsorganisatie X (de budgetbeheerder) en cliënt Y is een overeenkomst van budgetbeheer gesloten. Op grond van deze overeenkomst is de budgetbeheerder verantwoordelijk voor het beheer van het inkomen. Hiertoe ontvangt de budgetbeheerder alle inkomsten van de cliënt, waarmee leefgeld, vaste lasten en eventuele incidentele nota's worden betaald. Budgetbeheer geschiedt in aanvulling op de schuldhulpverlening (waarbij getracht wordt regelingen te treffen met schuldeisers) en, anders dan bij onderbewindstelling, op basis van vrijwilligheid. De kosten voor budgetbeheer worden door de gemeente Amsterdam gedragen.
In de periode mei 2009 t/m september 2011 heeft de cliënt vanwege onregelmatige inkomsten een huurachterstand laten ontstaan bij zijn verhuurder Stadgenoot. Bij vonnis van 24 augustus 2011 heeft de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam de huurovereenkomst ontbonden en Y veroordeeld tot ontruiming van de woning. Hierna heeft de schuldhulpverlener een betalingsregeling getroffen met de deurwaarder. Op verzoek van de schuldhulpverlener heeft de budgetbeheerder geld overgemaakt naar de verhuurder, Stadgenoot. De huur diende telkens vóór de eerste dag van de maand waarop deze betrekking had, te worden voldaan.
Op 26 september 2011 is de uitkering van de cliënt van € 877,70 op de beheerrekening binnengekomen. Op 3 oktober 2011 heeft de cliënt aan de budgetbeheerder gevraagd het saldo ad. € 1.100,-- aan hem over te maken. Dit heeft de budgetbeheerder gedaan. Op dat moment was de huur voor oktober 2011 nog niet aan Stadgenoot betaald.
De huur van de woning voor de maand oktober 2011 is onbetaald gebleven. In oktober en november 2011 is er wederom inkomen op de beheerrekening binnengekomen. Op 25 november 2011 verzocht de cliënt het beschikbare saldo aan hem over te maken zodat hij de deurwaarder van de verhuurder kon betalen om ontruiming te voorkomen. De budgetbeheerder heeft hieraan geen gevolg gegeven. Op 28 november 2011 is Stadgenoot overgegaan tot ontruiming van de woning. Op die dag is de huur voor december 2011 ad € 502,99 door X aan Stadgenoot overgemaakt.
Na ontruiming van zijn woning verblijft Y in verschillende opvanglocaties. Thans (ten tijde van de behandeling in hoger beroep) is hij toegelaten tot de schuldsaneringsregeling.
Eerste aanleg
Y heeft bij de kantonrechter een verklaring voor recht gevorderd dat X wanprestatie jegens hem heeft gepleegd in de nakoming van overeenkomst tot budgetbeheer en aansprakelijk is voor alle schade die daar het gevolg van is, vermeerderd met de wettelijke rente, nader op te maken bij staat.
In het vonnis heeft de kantonrechter geoordeeld - kort samengevat - dat de budgetbeheerder is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst, door tijdens het telefoongesprek van 3 oktober 2011 niet concreet te vertellen dat op dat moment de huur van de maand oktober 2011 niet was overgemaakt. Bovendien is ook de huur van november 2011 niet tijdig betaald en is er geen afdoende verklaring gegeven voor het feit dat op 25 november 2011, toen ontruiming dreigde, niet het saldo is uitbetaald om de cliënt in staat te stellen de ontruiming af te wenden. Dit terwijl zij later wel op 28 november 2011 (de dag van ontruiming) de huur heeft overgemaakt. Voorts heeft de kantonrechter geoordeeld dat er oorzakelijk verband is tussen het tekortschieten van de budgetbeheerder en de schade van de cliënt als gevolg van de ontruiming. De kantonrechter heeft de schade begroot op € 5.000,--, zijnde het standaardbedrag dat door woningbouwverenigingen bij verhuizingen in stadsvernieuwingszaken.
Hoger beroep
De cliënt vordert in hoger beroep een verklaring voor recht dat de budgetbeheerder aansprakelijk is voor alle schade die het gevolg is van de wanprestatie, nader op te maken bij staat, alsmede een voorschot op de schade van € 8.000,-- aan vergoeding van verloren geraakte inboedel, € 5.000,-- aan toekomstige verhuiskosten en € 823,80 aan kosten van de ontruiming.
Het hof begrijpt het standpunt van de budgetbeheerder in hoger beroep aldus, dat zij niet betwist het oordeel van de kantonrechter dat zij is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst tot budgetbeheer , maar zulks op voorwaarde dat zij in hoger beroep niet tot een hoger bedrag wordt veroordeeld dan in eerste aanleg.
Het hof zal dan ook eerst beoordelen of de cliënt aanspraak kan maken op andere bedragen voor kosten en schade dan waartoe de budgetbeheerder in het bestreden vonnis is veroordeeld.
Schade: verloren gegane inboedel
Voor wat betreft het voorschot van € 8.000,-- wegens verloren gegane inboedel van het gehuurde, geldt het volgende. Y heeft niet gesteld - en dus ook niet met bewijsstukken onderbouwd - waaruit zijn inboedel bestond. Het hof heeft dan ook geen enkel houvast bij de begroting van de schade die hij heeft geleden als gevolg van het verloren gaan daarvan. Gelet op de door de budgetbeheerder in het geding gebrachte verklaring van deurwaarder Reuling van 18 november 2013, die inhoudt - zakelijk weergegeven - dat de door hem in de woning aangetroffen inboedel ten tijde van de ontruiming geen enkele waarde had, kan het hof er ook niet vanuit gaan dat de waarde van de inboedel vergelijkbaar was met een standaardinboedel. Y heeft ook niet betwist dat er na de ontruiming geen opslag van inboedel heeft plaatsgevonden, zoals gebruikelijk is wanneer er bij een ontruiming goederen van enige waarde worden aangetroffen.
Het hof ziet dan ook geen grond om het gevorderde bedrag van € 8.000,-- toe te wijzen.
Schade: verhuis- en herinrichtingskosten
Het bedrag van € 5.000,-- voor verhuis- en herinrichtingskosten is door de kantonrechter toegewezen en Y geeft te kennen zich hierin te kunnen vinden. Ook X heeft daartegen geen bezwaar gemaakt.
Schade: kosten ontruiming
Het door Y gevorderde bedrag van € 823,80 aan kosten ontruiming is door hem met een factuur onderbouwd. Naar 's hofs oordeel is dit bedrag als schade als gevolg van de ontruiming van de woning aan te merken en ligt dit bedrag voor toewijzing gereed. De budgetbeheerder heeft geen gemotiveerd verweer gevoerd tegen toewijzing van deze schadepost.
Schade: niet meer in aanmerking komen voor sociale huurwoning
De cliënt heeft voorts aangevoerd dat hij schade lijdt doordat hij een sociale huurwoning is kwijtgeraakt en daarvoor nu niet meer in aanmerking komt; hij zal heel lang moeten wachten voordat hij weer een woning krijgt toegewezen. Woningen in de vrije sector zijn voor hem onbereikbaar. X zou kunnen bemiddelen dan wel de kosten voldoen waarmee een huurwoning in de vrije sector bereikbaar wordt.
Het hof acht deze schade aannemelijk en is van oordeel dat deze schade het gevolg is van de wanprestatie van de budgetbeheerder. Het verlies van de sociale huurwoning heeft voor de cliënt meegebracht dat hij in de daklozenopvang is terechtgekomen en dat onzeker is of, en wanneer hij weer over een eigen (sociale) huurwoning kan beschikken. Dit is voldoende grond voor toewijzing van de gevorderde verklaring voor recht en verwijzing naar de schadestaatprocedure, zoals is gevorderd.
Verweer budgetbeheerder
De budgetbeheerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van overeenkomst van opdracht omdat budgetbeheer een vrijwillige keuze is. Het hof volgt dit standpunt niet. De budgetbeheerder heeft zich verbonden tot het uitvoeren werkzaamheden voor cliënten als Y - het bieden van hulp bij en beheren van financiën - en ontvangt daarvoor een financiële vergoeding. Daarmee is voldaan aan de vereisten voor een overeenkomst van opdracht.
De budgetbeheerder stelt zich voorts op het standpunt dat de cliënt tijdens het telefoongesprek op 3 oktober 2011 met een medewerker op intimiderende toon het tegoed van zijn rekening heeft opgevraagd. Vanwege de intimiderende toon heeft de medewerker gevolg gegeven aan zijn verzoek, temeer omdat de cliënt zelf gerechtigd was over zijn middelen te beschikken omdat budgetbeheer geschiedt op basis van vrijwilligheid. Door de medewerker is gemeld dat de huur voor de maand oktober nog niet was betaald. De budgetbeheerder stelt dan ook dat haar niets te verwijten is.
Het hof overweegt als volgt.
Zelfs als juist is dat de cliënt zich tijdens het telefoongesprek op 3 oktober 2011 intimiderend heeft opgesteld jegens de medewerker, dan nog geldt dat reeds op dat moment al was tekortgeschoten bij het budgetbeheer. Na de betekening van het ontruimingsvonnis was immers met de deurwaarder afgesproken dat de huur vóór de eerste van de maand diende te worden voldaan. De huur voor oktober 2011 was derhalve hoe dan ook te laat betaald door de budgetbeheerder, terwijl - dit staat niet ter discussie - er wel voldoende saldo was om die huur te betalen.
Duidelijk is dat een te late huurbetaling in een situatie waarin er een ontruimingsvonnis ligt, uiterst riskant is voor de huurder en direct het risico op ontruiming meebrengt. Het hof deelt derhalve het oordeel van de kantonrechter dat de budgetbeheerder tekortgeschoten is in de uitvoering van de overeenkomst tot budgetbeheer, door niet tijdig de huur over oktober 2011 te betalen. Dat budgetbeheer vrijwillig is, maakt dat niet anders. Beslissend is evenmin of de medewerker heeft gezegd dat de huur voor oktober nog moest worden betaald; deze was hoe dan ook te laat.
Daarbij komt dat de kantonrechter terecht heeft overwogen dat niet begrijpelijk is waarom de budgetbeheerder op 25 november 2011 niet is overgegaan tot betaling van het gehele saldo aan de cliënt, zodat ontruiming mogelijk nog had kunnen worden afgewend door contante betaling aan de deurwaarder (terwijl de budgetbeheerder wel op de dag van ontruiming nog een reguliere huurbetaling voor de maand december heeft gedaan). Ook in dit opzicht is de budgetbeheerder tekort geschoten jegens de cliënt.
Het standpunt van de budgetbeheerder dat de ontruiming niet het gevolg is geweest van haar tekortschieten, maar van de eerdere wanprestatie van de cliënt bij de betaling van huurpenningen en het daardoor toegewezen ontruimingsvonnis, volgt het hof niet. Stadgenoot had immers afgezien van tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis, mits de huur steeds voor de eerste van de maand zou worden betaald. Het lag op de weg van de budgetbeheerder, ervoor te zorgen dat dat ook zou gebeuren (uiteraard voor zover er toereikend saldo was).
De conclusie is dat de bezwaren van de budgetbeheerder tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij aansprakelijk is voor de schade die de cliënt lijdt en nog zal lijden door de ontruiming, niet opgaan.
Beslissing
Het hof:
vernietigt het vonnis van de kantonrechter van 11 maart 2013;
en opnieuw rechtdoende:
1. verklaart voor recht dat X tekort geschoten is in de nakoming van de overeenkomst van budgetbeheer jegens Y en dat X aansprakelijk is voor alle schade die daarvan het gevolg is, nader op te maken bij staat;
2. veroordeelt X - uitvoerbaar bij voorraad - tot een voorschot op die schade van € 5.000,-- aan toekomstige verhuis- en herinrichtingskosten en € 832,80 aan ontruimingskosten;
3. veroordeelt X tot betaling aan Y van de buitengerechtelijke incassokosten van € 363,--;
4. veroordeelt X in de kosten van de procedure en begroot deze aan de zijde van Y tot op heden op:
in eerste aanleg: € 765,17;
in hoger beroep: € 391,82 aan verschotten en € 1.896,-- voor salaris en € 131,-- voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,- voor nasalaris en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit arrest plaatsvindt;
5. wijst af het meer of anders gevorderde.
Meer informatie
- Hof Amsterdam 26 januari 2016, ECLI:NL:GHAMS:2016:217