Inleiding
De kantonrechter heeft bij beschikking van 21 april 2005 over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan X een bewind ingesteld en Stichting Y tot bewindvoerder benoemd.
Onder bewind gestelde X heeft ter zitting van de rechtbank van 2 februari 2015 verzocht om het bewind op te heffen. De kantonrechter heeft dit verzoek tot opheffing van het bewind afgewezen en ambtshalve bepaald dat het bewind wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.
Tegen deze beslissing heeft X beroep aangetekend. Samengevat oordeelt het hof als volgt:
Het verzoek
Op grond van artikel 1:449 lid 2 BW, zoals dat geldt vanaf 1 januari 2014, kan de kantonrechter, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van het bewind niet zinvol is gebleken, het bewind opheffen, zulks op verzoek van de bewindvoerder of van degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432 lid 1 en 2 BW, dan wel ambtshalve. Dat leidt ertoe dat X gerechtigd is om opheffing van de onderbewindstelling te verzoeken.
X is van mening dat de bewindvoering niet meer noodzakelijk is, omdat zij de dienst Sociale Zaken van de gemeente kan machtigen om haar vaste lasten te betalen, waarbij het resterende bedrag van haar uitkering wekelijks naar haar kan worden overgemaakt. Daarnaast kan zij dan als uitkeringsgerechtigde gaan werken zodat zij een dagbesteding heeft.
De oudste broer en de moeder hebben aangegeven dat het ten opzichte van 2005, toen het bewind begon, veel beter gaat met X. De moeder heeft aangegeven dat het voor haar heel belangrijk is dat het voor X goed geregeld is.
De bewindvoerder heeft aangevoerd dat een goede begeleiding voor X nodig is. De bewindvoerder heeft erop gewezen dat de meerwaarde van het ingestelde bewind bestaat uit de bescherming die het X biedt.
Kan X haar vermogensrechtelijke belangen waarnemen?
In dit hoger beroep ligt aan het hof de vraag voor of X, anders dan voorheen, in staat moet worden geacht haar vermogensrechtelijke belangen naar behoren waar te nemen.
Het hof stelt voorop dat niet vast te stellen is of de noodzaak voor het destijds instellen van het bewind thans (volledig) is verdwenen. Zo ontbreken relevante bescheiden waaruit zou moeten blijken dat X haar leven inmiddels structureel op orde heeft en in staat is op financieel gebied zelfstandig te functioneren. Ten tijde van het verzoek tot onderbewindstelling was er bij X sprake van problemen met drugs en alcohol, alsmede schulden bij Justitie, zo maakt het hof op uit de brief van de moeder aan de rechtbank. Het hof wil wel aannemen dat de situatie van X aanmerkelijk is verbeterd ten opzichte van 2005, zoals de moeder en oudste broer ter zitting hebben verklaard. Die verbetering brengt echter nog niet mee, dat X inmiddels ook zelf in staat kan worden geacht haar financiële belangen waar te nemen. Van een langdurige stabiele situatie is geen sprake. X heeft ter zitting laten weten nog steeds verslaafd te zijn en heeft aangegeven dat zij een nerveus leven leidt. Zij gebruikt regelmatig methadon.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is voorts duidelijk dat het contact tussen X en de bewindvoerder moeizaam verloopt. Ook het hof heeft, evenals de kantonrechter, ervaren dat het lastig is om een gesprek met X te voeren. De communicatieproblemen, waarmee X kampt, die overigens ook blijken uit de informatie van de moeder, zijn een belemmerende factor bij het door haarzelf adequaat beheren van haar financiën.
Alles in aanmerking nemend, acht het hof onvoldoende onderbouwd dat X inmiddels in staat moet worden geacht zelfstandig haar vermogensrechtelijke belangen naar behoren waar te nemen.
Is er een volwaardig alternatief voor bewindvoering?
X heeft als alternatief voor het bewind aangedragen dat zij een machtiging aan de dienst Sociale Zaken van de gemeente zal geven waarbij die zal zorgdragen voor de inhouding van bepaalde vaste lasten op de uitkering. Daaruit volgt evenwel niet dat X ook begeleiding of hulp zal ontvangen bij haar financiële zaken. Daar komt nog bij dat het door X genoemde alternatief voor het bewind haar niet dezelfde bescherming in het maatschappelijk verkeer kan bieden. Het hof is daarom van oordeel dat niet kan worden volstaan met dit alternatief.
Beslissing
Alles overwegende heeft X onvoldoende onderbouwd dat de noodzaak van bescherming van haar vermogensrechtelijke belangen niet meer bestaat, zodat de goederen die haar (zullen) toebehoren onder bewind dienen te blijven. Dit betekent dat het hof zich verenigt met het oordeel van de kantonrechter dat het bewind moet worden gehandhaafd.
Meer informatie
- Hof Arnhem-Leeuwarden 1 oktober 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:7693