Nieuwe beslagvrije voet, verbetering of niet?

Bron: André Moerman
uur

Op 22 april kwam de NOS met het bericht “Nieuwe wet brengt schuldenaars in problemen”. Aanleiding van dit bericht was dat 25 tot 40% van de mensen in een schuldregeling en wsnp door de nieuwe beslagvrije voet erop achteruit zijn gegaan. Het zogenaamde ‘vrij te laten bedrag’ moest opnieuw worden berekend en dat viel in veel gevallen tegen. De beslagvrije voet en daarmee het vrij te laten bedrag valt in bepaalde gevallen lager uit. Bij nadere bestudering blijkt dat onder andere bij relatief hoge woonlasten in verhouding tot het inkomen sprake is van een achteruitgang. In antwoord op Kamervragen vergelijkt minister Koolmees de nieuwe beslagvrije voet met de oude: Beter uitgaan van een fictieve huur dan een te lage beslagvrije voet vanwege het niet aanleveren van informatie. Gaat de rechter met toepassing van de hardheidsclausule uitkomst bieden?





Correctie vrij te laten bedrag
Voor schuldhulpverlening en wsnp is het probleem inmiddels opgelost. Het vrij te laten bedrag is gelijk aan de beslagvrije voet, verhoogd met een door de rechter commissaris vast te stellen nominaal bedrag. De rekenregels voor het nominaal bedrag worden vastgesteld door een Recofa-werkgroep (Rechtercommissarissen in faillissementen) en de methode wordt niet alleen in de wsnp, maar ook bij de gemeentelijke schuldhulpverlening toegepast.
In feite komt het er op neer dat op alle onderdelen waarbij de beslagvrije voet door de wetswijziging lager is geworden, het nominaal wordt gecorrigeerd. Dit is onder andere aan de orde bij:

  • relatief hoge woonlasten in verhouding tot het inkomen
  • hoge ziektekostenpremie vanwege de aanvullende verzekering
  • gepensioneerden (de nieuwe beslagvrije voet hangt niet meer af van de leeftijd)
  • mensen die in een instelling verblijven


Berekening beslagvrije voet
De beslagvrije voet is gelijk aan 95% van de bijstandsnorm verhoogd met een op basis van de leefsituatie en de hoogte van het inkomen berekende compensatiekop. Deze is bij benadering gelijk aan de toeslagen die je minder krijgt naar mate het inkomen stijgt.

Stel dat de debiteur € 500 huur betaalt en hiervoor € 150 huurtoeslag ontvangt en bij een minimuminkomen zou de aanspraak op huurtoeslag € 250 bedragen. De compensatiekop van de beslagvrije voet voor woonkosten is dan ongeveer € 100.

De basisnorm van de beslagvrije voet is 95% in plaats van 90% van de toepasselijke bijstandsnorm en daarmee iets hoger (voor een alleenstaande € 53). De correcties vanwege de premie ziektekosten en woonkosten pakken echter in bepaalde situaties lager uit.


Correctie woonkosten bij laag inkomen
De beslagvrije voet kan bij mensen met een relatief laag inkomen en een hoge huur behoorlijk nadelig uitpakken. De volgende tabel geeft hiervan een indicatie. Het betreft een alleenstaande met een huur van € 700.

Bij een fiscaal inkomen van € 2000 per maand  is er aanspraak op € 158 huurtoeslag per maand. Bij een minimuminkomen zou er recht zijn op € 356 huurtoeslag per maand. Het tekort ad. € 198 wordt ongeveer in de beslagvrije voet gecompenseerd. De bijtelling woonkosten is echter € 124 lager dan in de oude berekening van de beslagvrije voet. De correctie woonkosten in de oude beslagvrije voet wordt als volgt berekend:

De volgende tabel laat de verschillen zien bij een alleenstaande met een huur van € 500. Het nadeel is niet zo groot.



De oude berekening van de beslagvrije voet houdt er beter rekening mee dat hoge vaste lasten niet goed aansluiten bij een plotselinge verlaging van het besteedbaar inkomen als gevolg van beslag.


Correcte woonkosten bij hoog inkomen
De beslagvrije voet volgens de oude berekening was erg nadelig voor hogere inkomens met hoge woonlasten. Volgens de nieuwe regels wordt er wel rekening mee gehouden dat mensen met een hoog inkomen doorgaans hogere woonlasten hebben. Voorwaarde is wel dat de debiteur al voor de maximale beslagvrije voet in aanmerking komt. Dat is het geval bij een jaarinkomen voor een alleenstaande van ongeveer € 30.000 en gehuwden € 40.000. Wanneer de woonkosten voor huurwoning of eigen huis hoger zijn dan € 829, wordt de beslagvrije voet op verzoek met het meerdere verhoogd voor een periode van zes maanden. Deze periode kan met zes maanden worden verlengd onder de voorwaarde dat de vordering na deze periode zal zijn voldaan.
De wetgever heeft gekozen voor een korte periode van zes maanden vanuit de gedachte dat de debiteur goedkoper kan gaan wonen. Vaak zal dit niet mogelijk zijn omdat bij de woonruimteverdeling gekeken wordt naar de hoogte van het inkomen. Een verzoek om verlenging van de periode van zes maanden met een beroep op de hardheidsclausule is dan mogelijk (zie Kamerstukken II 2016-2017, 34628, nr. 9, p. 2).


Antwoord op Kamervragen
Naar aanleiding van de berichtgeving zijn verschillende Kamervragen gesteld. In zijn reactie vergelijkt minister Koolmees de nieuwe beslagvrije voet met het probleem van de oude beslagvrije voet die door het ontbreken van informatie vaak te laag werd vastgesteld:

“7. Wat is uw reactie op de uitspraak van jurist André Moerman van Schuldinfo.nl die zegt dat het probleem van een te lage beslagvrije voet door hoge woonlasten ook na mei blijft bestaan bij mensen die niet in een schuldtraject zitten, maar bij wie wel beslag is gelegd op het inkomen? Bent u bereid om ook voor deze groep mensen een oplossing te zoeken?
8. Bent u bereid om met onmiddellijke ingang te garanderen dat mensen met schulden niet een lagere beslagvrije voet krijgen dan dat zij hadden voor 1 januari 2021?
De invoering van de Wet vereenvoudiging beslagvrij voet is een grote vooruitgang voor diegenen in een financieel kwetsbare positie die met beslag op hun inkomen worden geconfronteerd. Zoals ik hiervoor uiteen heb gezet is de berekeningswijze van de beslagvrije voet aan de hand van fictieve woonkosten voor veel mensen met schulden een verbetering ten opzichte van het oude systeem waarbij moest worden gerekend met de daadwerkelijke woonkosten, maar waarin die kosten veelal onbekend bleven en dus niet konden worden meegerekend.
Bij de totstandkoming van de wet zijn daarnaast ook keuzes gemaakt zodat mensen bij wie voorheen werd gesteld dat zij geen afloscapaciteit bezaten alsnog een prikkel krijgen om aan de financiële verplichtingen te voldoen. Daarom is in de wet opgenomen dat de beslagvrije voet voor inkomens lager dan en gelijk aan de bijstandsnorm altijd op 95% van het netto-inkomen inclusief vakantiebijslag wordt vastgesteld. Dit kan betekenen dat sommige mensen een lagere beslagvrije voet krijgen dan zij hadden voor 1 januari 2021.”


Verslechtering of niet?
De beslagvrije voet werd vóór 1 januari 2021 inderdaad in zo’n driekwart van de gevallen te laag vastgesteld vanwege het ontbreken van informatie. In dat opzicht is de nieuwe regelgeving absoluut een verbetering. Er wordt rekening gehouden met het beperkt ‘doenvermogen’ van mensen. Echter voor degenen die wel informatie aanleveren is de verslechtering die in bepaalde situaties optreedt, zuur. Met name hoge woonlasten in verhouding tot het inkomen is voor veel mensen een probleem. Het is te simpel gedacht om dan even de uitgaven aan te passen.
Het is te hopen dat de rechtspraak, bij een verzoek om toepassing van de hardheidsclausule, hier voldoende oog voor heeft en dat de drempel om een dergelijk verzoek in te dienen niet te hoog is.


Meer informatie
- Nieuwe wet brengt schuldenaars in problemen (NOS, 22 april 2021) 
- Herziening vtlb berekening! Nog even geduld, maar hij komt eraan! (Bureau wsnp)
- Antwoord op Kamervragen van Maatoug
- Antwoord op Kamervragen Van Kent en Ceder
- Hardheidsclausule beslagvrije voet: wanneer en hoe?


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn