Creditcard verstrekt in strijd met zorgplicht

Bron: André Moerman
uur

Voor banken geldt een zorgplicht. Dat betekent o.a. dat ze voorafgaand aan het afsluiten van een overeenkomst bepaalde informatie over het financiële product aan de klant moeten verstrekken en dat ze bij de klant voldoende informatie moeten inwinnen om de kredietwaardigheid te beoordelen. Wanneer er in strijd met deze zorgplicht te lichtvaardig een creditcard of een lening wordt verstrekt, kan de klant zich daarop beroepen. Zo moest de rechtbank Amsterdam oordelen over de situatie dat een creditcard was verstrekt aan een klant die had gezegd een baan te hebben, terwijl dit niet het geval was. De bank was afgegaan op deze verklaring en had geen bewijsstukken opgevraagd. De rechtbank maakt korte metten.




Samengevat oordeelt de rechtbank Amsterdam als volgt.

De vordering
International Card Services (ICS) vordert € 2.948,00, vermeerdert met de overeengekomen rente van 14% per jaar. ICS stelt dat X in december 2014 een creditcard heeft aangevraagd. Naar aanleiding van deze vraag is een aanbod gedaan middels toezending van een creditcard. Op de “card carrier” is de creditcard bevestigd en staan de algemene voorwaarden integraal afgedrukt. Door ingebruikname komt de overeenkomst tot stand.
X is ernstig in gebreke gebleven met de voldoening van de maandelijkse termijnen en is door ICS aangemaand en vervolgens in gebreke gesteld. ICS heeft echter geen betaling ontvangen. Daarop heeft ICS op grond van de algemene voorwaarden het gehele restant verschuldigde ineens opgeëist. Uiteindelijk is een betalingsregeling overeengekomen, maar deze is vervallen omdat gedaagde niet meer betaalde. ICS vordert op grond van haar algemene voorwaarden een vertragingsvergoeding van 14 % over het opgeëiste saldo.


Het verweer

X geeft aan dat hij telefonisch benaderd is door een callcenter medewerkster met de vraag of hij een creditcard wilde. In het telefoongesprek is hem verteld dat hij een lage rente van ongeveer 1 of 2 % verschuldigd zou zijn bij aflossing van het minimaal te betalen bedrag. Voorts is in het wervingsgesprek geïnformeerd naar zijn inkomen en gezinssituatie. Hij heeft een fictief bedrag aan loon en huur opgegeven, want hij zat op dat moment zonder werk en had geld nodig. ICS heeft geen bewijs van zijn inkomsten opgevraagd en heeft hem ook nooit geïnformeerd over de hoge rente. ICS had zijn kredietwaardigheid moeten controleren aan de hand van bewijsstukken. X vindt dat ICS hem deze creditcard met kredietfaciliteit niet had mogen verstrekken. Hij heeft nog steeds geen vaste baan en het gezin moet rondkomen van de WIA uitkering van zijn partner. X stelt voor dat beide partijen een gelijkwaardig aandeel hebben in het oplossen van deze kwestie en hij gaat akkoord met het terugbetalen van de lening in termijnen van € 50,00 per maand.


Repliek
ICS handhaaft bij repliek haar vorderingen en stelt voorts dat in het telefonische wervingsgesprek uitgebreid naar X financiële positie is gevraagd. De aanvraag is daarna schriftelijk aan hem bevestigd bij brief 29 december 2014. ICS heeft vervolgens aan de hand van de door X verstrekte informatie een zogenaamde NVB-norm berekening gemaakt teneinde te kunnen beoordelen of het verstrekken van een creditcard met een limiet van € 2.500,00 wel verantwoord was en het BKR register ingezien. Het is X die ICS op het verkeerde been heeft gezet door foutieve informatie te verstrekken.


Beoordeling
De kantonrechter gaat op grond van het voorgaande er van uit dat eind december 2014 tussen partijen een kredietovereenkomst tot stand is gekomen. Op deze kredietovereenkomst is het regime van titel 2A boek 7 BW in combinatie met de (thans geldende) Wet consumentenkrediet (Wck) en artikel 4:34 Wft van toepassing.


Ambtshalve toetsing
Uit rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie volgt dat de Richtlijn consumentenkrediet 2008/48/EEG (hierna te noemen de Richtlijn) om een afdoende beschermingsniveau te waarborgen, de (nationale) rechter verplicht de nationale bepalingen waarin de Richtlijn is omgezet, ambtshalve toe te passen. Dat wil zeggen dat de dwingendrechtelijke bepalingen van titel 2A boek 7 BW moeten worden toegepast ook als de consument, daar geen beroep op doet. Dat houdt in dat de kantonrechter ambtshalve moet toetsen of de overeenkomst aan de wettelijke vereisten voldoet, waaronder de precontractuele informatieverplichtingen zoals genoemd in artikel 7:60 BW, de precontractuele beoordeling van de kredietwaardigheid van de consument op grond van artikel 8 van de Richtlijn (artikel 4:34 Wft) en de contractuele informatieverplichtingen van artikel 7:61 BW en herroepingstermijn 7:66 BW.


Niet voldoen aan informatieverplichting
Op ICS rust op grond van artikel 7:60 BW de verplichting ruim voor het sluiten van de overeenkomst aan X de in artikelen 5 en 6 van de Richtlijn voorgeschreven precontractuele informatie te verstrekken, op de in die artikelen voorgeschreven wijze. Deze informatie betreft in ieder geval naam en adres, de relevante kenmerken van het krediet en het al dan niet bestaan van een herroepingsrecht. Uit de door ICS overgelegde stukken blijkt dat niet volledig aan de wettelijke voorgeschreven precontractuele informatieverplichtingen is voldaan.


Kredietwaardigheidstoets ontoereikend
Voorts is ICS op grond van artikel 8 van de Richtlijn (artikel 4:34 Wft) verplicht voor het sluiten van de overeenkomst de kredietwaardigheid te beoordelen.
Nu ICS de kredietwaardigheid uitsluitend heeft gebaseerd op een telefonische mededeling van X in het kader van de aanvraag van een creditcard met een kredietfaciliteit en raadpleging van het BKR register, is deze kredietwaardigheidstoets naar het oordeel van de kantonrechter op grond van Europese jurisprudentie niet toereikend. Vereist is immers dat deze kredietwaardigheidstoets is gebaseerd op reële omstandigheden en niet op door de consument – wellicht in financiële nood – verzonnen inkomsten of andere garanties voor terugbetaling van de lening. Op grond van HvJ EU 18 december 2014,C-449/13 zijn de verklaringen van de consument slechts toereikend indien zij vergezeld gaan van bewijsstukken. Dergelijke bewijsstukken heeft ICS niet opgevraagd.


Ontbreken wezenlijke informatie kredietovereenkomst

De kredietovereenkomst tussen partijen bestaat uit een zogenaamde card carrier. Op de voorzijde van de “card carrier” is de creditcard met een plakstrip bevestigd en op de achterzijde staan de algemene voorwaarden afgedrukt. Door ingebruikname van de creditcard komt volgens ICS de overeenkomst tot stand. Een nadere akte wordt hiervan niet opgemaakt.
Deze wijze van contracteren voldoet naar het oordeel van de kantonrechter niet aan de wettelijke vereisten van een kredietovereenkomst. In artikel 7:61 BW lid 1 is bepaald welke informatie de kredietgever-aan de kredietnemer dient te verstrekken. De kredietovereenkomst dient op duidelijke en beknopte wijze de in lid 2 van dit artikel genoemde gegevens te vermelden. Het is voor de consument van wezenlijk belang dat hij vóór de sluiting van de overeenkomst kennis neemt van alle contractvoorwaarden en de gevolgen voor sluiting van de overeenkomst (HvJ EU 21 maart 2013 en HvJ EU 30 april 2014). 
Op de “card carrier” of op de achterzijde vermelde algemene voorwaarden staat echter het soort krediet niet vermeld. Het totale kredietbedrag staat ook niet vermeld in de cardcarrier. Voorts ontbreekt een duidelijke waarschuwing betreffende de gevolgen van wanbetaling. Bovendien zijn de bepalingen van de algemene voorwaarden MasterCard classic opgesteld voor creditcards met en zonder gespreid betalen faciliteit, zodat zonder nadere toelichting – die in de “card carrier” ontbreekt – voor de consument niet aanstonds duidelijk is welke voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn.


Beslissing
Nu ICS haar wettelijke (pre-) contractuele informatieverplichtingen niet is nagekomen en de kredietwaardigheid niet toereikend heeft getoetst zal de kantonrechter de kredietovereenkomst op grond van artikel 3:40 lid 2 BW ambtshalve vernietigen.
Dit betekent dat X op grond van artikel 6:203 BW het geleende geld zonder rente en kosten moet terugbetalen en ICS de door X gedane betalingen aan rente en kosten moet terugbetalen.

Aangezien X thans geen inkomsten heeft en hij door terugbetaling van het geleende bedrag ineens als gevolg van de vernietiging van de overeenkomst mogelijk in financiële problemen kan komen, stelt de kantonrechter voor het terug te betalen bedrag ad. € € 2.507,88 een betalingsregeling vast van € 50 per maand.


Meer informatie
- Rb Amsterdam 13 juli 2017, ECLI:NL:RBAMS:2017:5384


Reageren?
- Reageer via schuldinfo op LinkedIn