Basisbedrag beslagvrije voet

De wijze waarop de beslagvrije voet wordt berekend hangt af van de hoogte van het inkomen. Er worden drie inkomensgroepen en daarmee drie berekeningswijzen onderscheiden.

1. Laag inkomen
Bij een inkomen lager of gelijk aan de toepasselijke bijstandsnorm is de beslagvrije voet gelijk aan 95% van het netto inkomen incl. vakantietoeslag. Dit berekent dat 5% van het inkomen beschikbaar is voor beslag of verrekening.

2. Midden inkomen
Belastbaar inkomen waarbij wel recht op toeslagen bestaat, maar vanwege de hoogte van het inkomen niet volledig. In deze inkomensgroep is de beslagvrije voet gelijk aan 95% van de toepasselijke bijstandsnorm incl. vakantietoeslag verhoogd met een compensatiekop die afhangt van de leefsituatie en de hoogte van het inkomen. De compensatiekop is bij benadering gelijk aan de afbouw van de toeslagen (huurtoeslag, zorgtoeslag en kindgebonden budget) die men vanwege de hoogte van het inkomen minder ontvangt. In de rekentool staan hiervoor ingewikkelde formules, zoals:
(95% x B) + (((C – D) / 12) x E) + ((H x C2 + I x C) – J) + (((C – D) / 12) x K).

3. Hoog inkomen
Het belastbaar inkomen is zodanig hoog dat nagenoeg geen recht op toeslagen bestaat. Voor deze inkomensgroep geldt dat de beslagvrije voet gelijk is aan 95% van de toepasselijke bijstandsnorm incl. vakantietoeslag verhoogd met een vast bedrag, de zogenaamde maximale compensatiekop. Dit levert de volgende vaste bedragen op.

Leefsituatie Maximum beslagvrije voet januari 2024
Alleenstaande € 1.996,21
Alleenstaande met kind(eren) jonger dan 18 jaar € 2.162,60
Gehuwden zonder kinderen jonger dan 18 jaar € 2.631,49
Gehuwden met kind(eren) jonger dan 18 jaar € 2.747,09

Verhoging beslagvrije voet met woonkosten

In twee situaties kan de beslagvrije voet op verzoek verhoogd worden met woonkosten.

Woonkosten zonder huurtoeslag
In de gebruikte formules voor de berekening van de beslagvrije voet wordt, afhankelijk van de hoogte van het inkomen, verondersteld dat er aanspraak is op huurtoeslag. Wanneer de debiteur vanwege de aard van de woning geen aanspraak heeft op huurtoeslag (b.v. eigen huis of huren van een kamer, recreatiewoning of een woonboot), wordt de beslagvrije voet op verzoek verhoogd met het bedrag dat iemand ongeveer aan huurtoeslag zou ontvangen als er wel recht op huurtoeslag zou zijn. Voorwaarde hiervoor is dat het belastbaar inkomen niet hoger is dan € 37.574,00bij een alleenstaande en € 48.920,00 bij een meerpersoonshuishouden (normen 2024).

Mogelijk is het opsturen van een huurovereenkomst voldoende om voor de verhoging in aanmerking te komen. De deurwaarder kan echter ook om een door de wet aangewezen bewijsstuk vragen om vast te stellen dat er vanwege de aard van de woning geen aanspraak op huurtoeslag mogelijk is, namelijk:

  • een beschikking van de Belastingdienst/Toeslagen op een aanvraag om huurtoeslag, dan wel;
  • een schriftelijke beoordeling van de Belastingdienst/Toeslagen over de aard van de woning.

De beoordeling door de Belastingdienst/Toeslagen kan wel 12 weken in beslag nemen.


Hoge woonkosten
De beslagvrije voet kan worden verhoogd wanneer de woonkosten (voor huurwoning of eigen huis) hoger zijn dan € 967,63 (norm 2024). De beslagvrije voet wordt verhoogd met het meerdere voor een periode van 18 maanden. Deze periode kan met 6 maanden worden verlengd onder de voorwaarde dat de vordering na deze periode zal zijn voldaan.
Voor een langere periode kan mogelijk een beroep op de hardheidsclausule worden gedaan (zie hierna).
De verhoging geldt niet wanneer het niet beslagen inkomen van de partner voldoende is om de extra woonkosten te betalen.

Voor de verhoging worden de volgende woonkosten meegenomen:

  • huurwoning
    - rekenhuur (huur voor de huurtoeslag)
  • eigen woning
    - hypotheekrente, niet de aflossing
    - erfpacht
    - overige kosten tot max. 0,057% WOZ-waarde

Dak- en thuislozen / niet in Nederland wonen

Voor debiteuren zonder vast woonadres in Nederland geldt een afwijkende beslagvrije voet. Het gaat hierbij om de volgende situaties:

  • in de BRP geregistreerd staat als “vertrokken onbekend waarheen”
  • briefadres (dak- en thuislozen)
  • vaste woon- of verblijfplaats buiten Nederland


De beslagvrije voet bedraagt dan 47,5% van de echtparennorm (per 1 januari 2024: € 871,17). Wanneer de debiteur inzicht geeft in zijn leefsituatie en zijn bronnen van inkomsten dan kan hij aanspraak maken op de 'normale beslagvrije voet'. Soms wordt de voorwaarde gesteld dat de woonkosten moeten worden aangetoond. Deze eis is echter in strijd met de wet. Kijk hier voor meer info.

Wanneer de debiteur buiten Nederland verblijft wordt de beslagvrije voet, afhankelijk van de levensstandaard in het land waar de debiteur woont, lager vastgesteld. De beslagvrije voet wordt vermenigvuldigd met de woonlandfactor. Zie onderstaande tabel en klik hier voor een volledig overzicht.

Land Woonlandfactor 2024 Land Woonlandfactor 2024
België 1 Marokko 0,5
Duitsland 1 Polen 0,6
Frankrijk 1 Spanje 0,9
Groot-Brittannië 1 Suriname 0,4
Indonesië 0,4 Turkije 0,4

Verblijf in een inrichting, verpleeg- of verzorghuis

Bij verblijf in een inrichting (een verpleeg- of verzorghuis) geldt een veel lagere beslagvrije voet. De hoogte is gelijk aan de bijdrage die verschuldigd is voor de verpleging of verzorging, verhoogd met tweederde van de speciale bijstandsnorm voor verblijf in een inrichting.

Beslagvrije voet verblijf in instelling Vanaf 1 januari 2024
Alleenstaande. alleenstaande ouder € 313,01
Gehuwden / samenwonenden € 516,54

Verlaging vanwege ander inkomen

De beslagvrije voet wordt voor ten hoogste de helft verlaagd met het niet onder beslag liggend inkomen inclusief aanspraak op vakantietoeslag van de echtgenoot of partner.

Bijvoorbeeld
Inkomen debiteur A: € 1200
Inkomen partner B: € 1500
Beslagvrije voet: € 2000
De beslagvrije voet wordt ten hoogste voor de helft verlaagd met het inkomen van de partner. De beslagvrije voet die geldt voor het beslag op het inkomen van A bedraagt dus € 1000 (= 2000 - 1000). Er valt € 200 onder het beslag


De beslagvrije voet wordt volledig verlaagd met het niet onder beslag liggend inkomen van de debiteur. Hiermee wordt voorkomen dat de schuldeiser op alle inkomens afzonderlijk beslag zou moeten leggen. De voorlopige teruggaaf heffingskortingen die maandelijks door de belastingdienst wordt uitbetaald is ook inkomen dat in mindering moet worden gebracht op de beslagvrije voet.
Meerderjarige inwonende kinderen, het hebben van een onderhuurder of kostganger is niet van invloed op de hoogte van de beslagvrije voet.

Verlaging vanwege lease-auto

Wanneer een werknemer van zijn werkgever een auto ter beschikking gesteld krijgt en de auto privé gebruikt moet de werkgever over het loon van de werknemer extra loonbelasting afdragen. Van privégebruik is sprake indien de werknemer de auto per kalenderjaar voor meer dan 500 km voor privédoeleinden gebruikt. Het netto inkomen is door de extra loonbelasting lager met als gevolg dat er minder aan de beslaglegger wordt afgedragen.
De werknemer kan per 1 januari volgend op de beslagdatum via de belastingdienst verklaren de auto alleen nog zakelijk te gebruiken, waardoor hij de extra loonheffing niet meer verschuldigd is en er weer meer aan de beslaglegger wordt afgedragen. Laat hij dit na dan wordt de beslagvrije voet verlaagd met de extra verschuldigde loonbelasting. De deurwaarder zal over de verschuldigde loonheffing over de fiscale bijtelling bij de werkgever informatie moeten inwinnen.

UitsprakenMeer informatie

5%-regel

Wanneer de uitkomst van de berekening van de beslagvrije voet hoger is dan 95% van het inkomen incl. vakantietoeslag, dan wordt de beslagvrije voet gesteld op 95% van dat inkomen. Er is dus altijd minimaal 5% van het inkomen beschikbaar voor beslag of verrekenen.
Het gereserveerde vakantietoeslag wordt niet altijd maandelijks doorgegeven aan de polisadministratie, waardoor de beslagvrije voet te laag berekend wordt (95% van het inkomen exclusief in plaats van inclusief vakantietoeslag). Om fouten te beperken is per 1 januari 2022 in de wet geregeld dat de beslaglegger bij beslag op de volgende uitkeringen een beslagvrije voet van 95% van de toepasselijke bijstandsnorm in plaats van een vast bedrag aan de uitkeringsinstantie moet doorgeven:

  • Participatiewet met uitzondering van algemene bijstand verstrekt door de SVB;
  • IOAW
  • IOAZ

Wanneer de debiteur een bijstandsuitkering ontvangt is 5% van deze uitkering beschikbaar voor de aflossing van schulden. De maandelijkse reservering van het vakantiegeld bedraagt voor bijstandsgerechtigde ook 5%. Dit betekent dat de gemeente (in de rol van derde-beslagene) de keuze heeft om maandelijks 5% af te dragen of de reservering van het vakantiegeld te reserveren voor een afdracht in mei aan de deurwaarder. Dit laatste is voor de debiteur en de schuldeiser vanwege de maandelijkse inning- en verdelingskosten het voordeligst.
De belastingdienst hanteert de 5%-regel bij beslag of verrekenen in beginsel niet. Dit betekent dat als de beslagvrije voet hoger is dan het inkomen, bijvoorbeeld bij iemand voor wie de kostendelersnorm geldt, er voor de belastingdienst geen beslag- of verrekenruimte is.

Hardheidsclausule

De debiteur kan een beroep doen op een hardheidsclausule indien onverkorte toepassing van de regelgeving tot een kennelijk onevenredige hardheid leidt als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de volgende kosten:

  • bijzondere of omvangrijke zorgkosten die niet op andere wijze vergoed kunnen worden (denk hierbij ook aan een dure aanvullende verzekering om deze kosten te dekken);
  • noodzakelijke reiskosten woon-werkverkeer die niet door de werkgever worden vergoed, waarbij geen alternatieven zijn;
  • eigen bijdrage voor gebruik kinderopvang nodig om te kunnen werken, waarbij geen alternatieven voor opvang zijn;
  • onzelfstandige woonruimte huren en hierdoor geen huurtoeslag ontvangen;
  • hoge woonlasten waarbij in het individuele geval aannemelijk is gemaakt dat goedkoper wonen niet mogelijk is.

Het verzoek tot toepassing van de hardheidsclausule moet worden ingediend bij de kantonrechter. Hiervoor is griffierecht verschuldigd (2024: € 87,-). De kantonrechter beslist of en zo ja met welk bedrag en voor welke periode de beslagvrije voet wordt verhoogd.
Wanneer een uitkeringsinstantie op het inkomen verrekent is de hardheidsclausule analoog van toepassing. Het verzoek om verhoging van de beslagvrije voet moet dan worden gedaan bij het bestuursorgaan. Tegen een afwijzing staat bezwaar en beroep open.

UitsprakenMeer informatie

Overgangsrecht en uitstel invoering

De Wet vereenvoudiging beslagvrije voet is per 1 januari 2021 van kracht geworden. Voor een beslaglegging of besluit tot verrekening van vóór 1 januari 2021 geldt het overgangsrecht. Dit betekent dat de oude regels voor berekening van de beslagvrije voet blijven gelden tot dat:

  • uiterlijk binnen 12 maanden de beslagvrije voet volgens de nieuwe regels herberekend wordt;
  • de debiteur om herberekening heeft verzocht vanwege een structurele wijziging van omstandigheden, zoals echtscheiding, huwelijk, geboorte eerste kind, wegvallen inkomen of inkomensstijging;
  • de deurwaarder een herberekening maakt omdat hij bekend is geworden met feiten of omstandigheden die van invloed kunnen zijn op de hoogte van de beslagvrije voet.