Betalingsregeling en kwijtschelding

Voor een te betalen belastingaanslag is in bepaalde gevallen uitstel van betaling mogelijk, onder andere vanwege:

  • indiening bezwaarschrift tegen hoogte aanslag (uitstel alleen voor bestreden bedrag);
  • een verwachte belastingteruggaaf waarmee de aanslag kan worden verrekend;
  • betalingsproblemen.

Bij betalingsproblemen geeft de belastingdienst in de regel, zonder nader onderzoek, uitstel voor maximaal 4 maanden. Voor het treffen van een betalingsregeling (kan niet bij motorrijtuigenbelasting) geldt de voorwaarde dat de aanslag binnen 12 maanden na dagtekening van de aanslag moet zijn betaald. Alleen wanneer er bijzondere omstandigheden zijn is een langere periode mogelijk. Voor het bepalen van de hoogte van de maandelijkse aflossing stelt de belastingdienst de betalingscapaciteit op jaarbasis vast. Dit gebeurt op dezelfde wijze als bij kwijtschelding.

Bij een laag inkomen is het in bepaalde situaties mogelijk om voor kwijtschelding van een belastingaanslag (behalve motorrijtuigenbelasting) in aanmerking te komen. Er zijn veel situaties waarin geen kwijtschelding mogelijk is. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer de aanslag het gevolg is van (tenzij aannemelijk gemaakt dat het niet verwijtbaar is):

  • niet of onjuist ingevulde loonbelastingverklaring;
  • onjuist verzoek om een voorlopige teruggaaf;
  • onjuiste voorlopige aanslag die met definitieve aanslag wordt gecorrigeerd.

Of men voor kwijtschelding in aanmerking komt is afhankelijk van de betalingscapaciteit en het vermogen.
Tegen een afwijzing van een verzoek om kwijtschelding kan de debiteur binnen 10 dagen een beroepschrift indienen bij de directeur. Wanneer deze het verzoek afwijst kan eventueel een klacht ingediend worden bij de Nationale ombudsman of bij de Commissie voor de Verzoekschriften van de Tweede Kamer.

Als men niet voor kwijtschelding in aanmerking komt en de invordering vanwege persoonlijke omstandigheden onwenselijk is, kan de ontvanger besluiten de belastingschuldige niet verder te bemoeilijken. Meestal verbindt de ontvanger hieraan de voorwaarde dat gedurende drie jaar eventuele belastingteruggaven worden verrekend met de opstaande schuld.

UitsprakenMeer informatie

Rechtspraak:

Nationale ombudsman (aanvraagtermijn):

Nationale ombudsman (betalingscapaciteit):

Nationale ombudsman (salde / vermogen):

Nationale ombudsman (auto):

Nationale ombudsman (overig):

Commissie voor verzoekschriften Tweede Kamer:

Bezwaar tegen aanvraagtermijn kwijtschelding

Sommige gemeenten en waterschappen hanteren een aanvraagtermijn voor het indienen van een verzoek om kwijtschelding, bijvoorbeeld:
- de aanvraag moet binnen 6 weken na het ontvangen van de aanslag worden ingediend, of;
- de aanvraag moet worden ingediend voordat een dwangbevel is betekend.

Volgens de Nationale ombudsman mogen belastingdienst, gemeenten en waterschappen geen aanvraagtermijn hanteren voor een verzoek om kwijtschelding. Alleen wanneer de aanslag al betaald is mag een aanvraagtermijn worden gehanteerd, namelijk 3 maanden.

Ook wanneer al een dwangbevel is uitgevaardigd, is het aanvragen van kwijtschelding nog steeds mogelijk. Dat geldt niet voor de extra kosten.

Wordt de aanvraag niet in behandeling genomen, dien dan binnen 10 dagen een bezwaarschrift in, met het verzoek om de aanvraag als nog in behandeling te nemen. Wanneer dit wordt afgewezen kan eventueel een klacht worden ingediend bij de Nationale ombudsman. De Nationale ombudsman is bevoegd te oordelen over klachten over waterschappen en aangesloten gemeenten. Zie voor meer info www.nationaleombudsman.nl

Bijstand voor te betalen belastingaanslag

In bepaalde situaties moet de sociale dienst de belastingaanslag betalen. Voorwaarde hiervoor is dat:

  • in het jaar waarop de aanslag betrekking heeft bijstand is verstrekt;
  • op de bijstand inkomsten in mindering zijn gebracht;
  • deze inkomsten achteraf, door de te betalen belastingaanslag, lager zijn.

Het kan hierbij bijvoorbeeld gaan om de volgende situaties:

Inkomen waarover geen of onvoldoende loonheffing is afgedragen

Wanneer betrokkene een inkomen heeft ontvangen met een aanvullende bijstandsuitkering en over het inkomen is geen of onvoldoende loonheffing afgedragen, dan legt de belastingdienst een te betalen aanslag op. De sociale dienst dient deze aanslag te betalen. Voorbeelden:

  • freelance inkomen, waarop geen loonheffing is afgedragen, met aanvullende bijstand;
  • algemene heffingskorting op meerdere inkomsten toegepast;
  • inkomen waarover om andere redenen onvoldoende loonheffing is afgedragen.

Over partneralimentatie is ook nog belasting verschuldigd. Bij partneralimentatie met aanvullende bijstand moet de sociale dienst loonheffing over de partneralimentatie afdragen. De loonheffing is dan in de jaaropgave van de sociale dienst verwerkt. Wanneer deze regel niet is toegepast en de belastingdienst toch een te betalen aanslag oplegt, dan moet de sociale dienst deze betalen.

Voorlopige teruggaaf heffingskortingen

Wanneer op de uitkering bepaalde heffingskortingen in mindering zijn gebracht en achteraf heeft men hier geen recht op, dan legt de belastingdienst een te betalen aanslag op. De sociale dienst dient deze aanslag te betalen. Voorbeelden:

  • algemene heffingskorting minstverdienende partner: in de loop van het jaar scheiden;
  • alleenstaande ouder korting: vóór 1 juli alleenstaand worden of gaan samenwonen;
  • (aanvullende) combinatiekorting: onvoldoende inkomsten uit werk ontvangen;
  • te laag inkomen om heffingskortingen volledig te kunnen verzilveren.


Misgelopen aftrekposten
Wanneer betrokkene aftrekposten heeft, zal dat in bovengenoemde situaties niet of slechts gedeeltelijk tot een belastingteruggaaf leiden.
Bijvoorbeeld: De te betalen aanslag bedraagt zonder aftrekposten € 500 en met aftrekposten € 200. Wanneer de sociale dienst alleen € 200 zou vergoeden dan betekent dit dat betrokkene € 300 aan aftrekposten misloopt. Volgens de Centrale Raad van Beroep moet de sociale dienst echter ook de misgelopen aftrekposten vergoeden. Dus in dit voorbeeld zou de sociale dienst niet € 200 maar € 500 moeten vergoeden.

Bijstand bruteren?
Als de sociale dienst de belastingaanslag betaalt, dan is dat eigenlijk een nabetaling van algemene bijstand. Dit betekent dat de verstrekte bijstand 'gebruteerd' moet worden, met het gevolg dat het fiscaal loon van betrokkene in dat jaar hoger wordt. Dit heeft vervolgens een negatief effect op allerlei inkomensafhankelijke regelingen, zoals de Huurtoeslag. Om dit soort effecten te voorkomen verstrekken bepaalde sociale diensten 'bijzondere bijstand' in plaats van 'algemene bijstand' voor de te betalen aanslag. Bijzondere bijstand maakt geen deel uit van het fiscaal loon.

Verrekenen van belastingschulden

De belastingdienst kan een te betalen belastingaanslag verrekenen met een belastingteruggaaf. Wanneer het een maandelijkse voorlopige teruggaaf van de partner betreft dan dient de partner voor het verrekenen toestemming te geven.
Een te betalen belastingaanslag kan zonder toestemming niet verrekend worden met toeslagen. Een terugvordering (huur-, zorg-, kinderopvang-)toeslagen kan echter wel verrekend worden met een belastingteruggaaf.

De voorlopige teruggaaf heffingskortingen (alleenstaande ouder korting e.d.) is voor mensen met weinig geld een belangrijk onderdeel van het inkomen. Vandaar dat in de wet geregeld is dat bij beslag op de voorlopige teruggaaf rekening moet worden gehouden met de beslagvrije voet.
Wanneer de belastingdienst gaat verrekenen moet er ook rekening worden gehouden met de beslagvrije voet. Indien aannemelijk is gemaakt dat een andere beslagvrije voet van toepassing is, dient vanaf de laatste verrekening die plaatsvond vóór de indiening van het verzoek rekening te worden gehouden met de aangepaste beslagvrije voet. Het teveel verrekende bedrag moet worden terugbetaald.

Samenloop
Er is sprake van 'samenloop' wanneer naast de verrekening door de belastingdienst ook beslag op het inkomen ligt of op het inkomen wordt verrekend. Dan geldt de regel dat bij de vaststelling van de beslagvrije voet rekening moet worden gehouden met een beslag of verrekening dat eerder heeft plaatsgevonden. Dus wie het eerst komt, het eerst maalt.


Bijvoorbeeld

  • Loon € 1100
  • Voorlopige teruggaaf € 70
  • Beslagvrije voet € 1000


Stel dat de deurwaarder op 1 maart beslag op het loon legt en de belastingdienst per  1 april de voorlopige teruggaaf verrekent. De deurwaarder int dan € 100 per maand. Er is dan geen ruimte meer voor verrekening door de belastingdienst.
Stel het omgekeerde, dat de belastingdienst vanaf 1 maart de voorlopige teruggaaf verrekent en dat de deurwaarder op 1 april beslag op het loon legt. Dan is de situatie als volgt: De belastingdienst verrekent € 70 per maand en de deurwaarder kan maximaal € 30 per maand innen.

Van aanmaning tot dwangbevel

Als de aanslag niet op tijd wordt betaald stuurt de ontvanger een aanmaning met een betalingstermijn van 10 dagen. Bij het uitblijven van betaling zal de ontvanger in de regel een dwangbevel uitvaardigen met een 'bevel' om binnen 2 dagen te betalen. De betekening van dit dwangbevel kan per gewone post. Het dwangbevel is een executoriale titel, op grond waarvan de belastingdeurwaarder, net als de gewone deurwaarder, beslag op inkomen, inboedel of bankrekening kan leggen. Daarnaast kan de ontvanger nog bij de werkgever, uitkeringsinstantie of bank van de belastingschuldige vorderen dat zij de belastingaanslag betalen (een vereenvoudigd derdenbeslag). Hierover verderop meer.

Tegen de tenuitvoerlegging van het dwangbevel (beslaglegging, de vordering) is verzet mogelijk bij de rechtbank. Hiervoor is een advocaat nodig. Het verzet kan zich niet richten tegen de hoogte van de aanslag, want daartegen is bezwaar en beroep mogelijk. Het verzet kan bovendien niet gegrond zijn op de stelling dat de aanslag, de aanmaning en/of het dwangbevel niet ontvangen is. Verzet is wel mogelijk wanneer achteraf blijkt dat het dwangbevel naar het verkeerde adres is gestuurd.
O.a. in de volgende situaties kan het zin hebben om in verzet te gaan:

  • aanslag is al betaald;
  • dwangbevel is naar het verkeerde adres gestuurd;
  • vordering is verjaard (in beginsel 5 jaar);
  • wijze van tenuitvoerlegging is disproportioneel (is op minder ingrijpende wijze mogelijk).

De vordering (vereenvoudigd derdenbeslag op inkomen)

Wanneer een dwangbevel is uitgevaardigd en het bevel tot betaling (2 dagen) is verstreken kan de ontvanger bij een werkgever of uitkeringsinstantie vorderen de aanslag te betalen. De werkgever of uitkeringsinstantie moet hierbij rekening houden met de beslagvrije voet. De werkwijze is als volgt:

  • vooraankondiging van de vordering aan de belastingschuldige met vermelding van de beslagvrije voet en de gegevens waarmee deze is berekend;
  • de belastingschuldige moet binnen vier weken reageren wanneer de gegevens waarop de beslagvrije voet is berkend, niet kloppen;
  • versturen van de vordering bij beschikking naar de werkgever of uitkeringsinstantie. 


In de praktijk verstuurt de ontvanger bij de vooraankondiging een formulier waarop de belastingschuldige de gegevens kan verstrekken, die nodig zijn om de beslagvrije voet vast te stellen.
De beslagvrije voet kan lager worden vastgesteld in het geval van een notoire wanbetaler. Zie hierna.

Lagere beslagvrije voet notoire wanbetalers

Een notoire wanbetaler is iemand die de aanslag wel kan, maar niet wil betalen. Via slimme constructies zorgen deze personen er voor dat er weinig te halen valt. Wanneer de belastingdienst een vordering bij de werkgever of uitkeringsinstantie doet kan zij in het geval van een notoire wanbetaler bepalen dat er 10% extra per maand afgedragen moet worden. De beslagvrije voet is normaal, afgezien van de verhoging vanwege woonkosten en premie ziektekosten, gelijk aan 90% van de bijstandsnorm. Voor deze groep geldt dan 81% van de bijstandsnorm.
Volgens de wet is sprake van een notoire wantbetaler indien:

  • er meer dan 1 aanslag niet is betaald;
  • de laatste betalingstermijn minimaal 2 maanden is overschreden, en;
  • men volgens gegevens belastingdienst, niet in aanmerking komt voor uitstel of kwijtschelding.


Deze definitie van de notoire wanbetaler is ruim geformuleerd en raakt ook mensen die wel willen, maar niet kunnen betalen. Bijvoorbeeld: Iemand heeft volgens de regels van de belastingdienst voldoende betalingscapaciteit, maar kan de aanslag niet betalen omdat hij een huurschuld aan het aflossen is. Schulden tellen niet mee bij de vaststelling van de betalingscapaciteit. Is dit dan iemand die wel kan, maar niet wil betalen?
Bij de uitleg van deze regeling is het echter van belang de bedoeling van de wetgever voor ogen te houden. Deze regeling is bedoeld om mensen aan te pakken die wel kunnen, maar niet willen betalen. Ze hebben bijvoorbeeld hun inkomsten zo geregeld dat de aanslag moeilijk verhaald kan worden. Daar moet wel enig vermoeden van zijn. Het is geen standaardregeling om standaard te worden toegepast. Zie de parlementaire behandeling.

Betalingsvordering (vereenvoudigd bankbeslag 1)

Overheidsvordering (vereenvoudigd bankbeslag 2)

Naast de 'betalingsvordering' heeft de belastingdienst als instrument de overheidsvordering waarmee op eenvoudige wijze beslag op een betaalrekening (geen spaarrekening) kan worden gelegd. Deze overheidsvordering lijkt op een eenzijdig opgelegde automatische incasso en is in drie opzichten ruimer dan de betalingsvordering en een normaal beslag op de bankrekening:

  1. Niet alleen het saldo van het moment van de vordering, maar ook alle bijschrijvingen gedurende een week daarna vallen onder het beslag.
  2. De overheidsvordering komt ook ten laste van een eventuele kredietfaciliteit die gekoppeld is aan de betaalrekening (geen creditcard). Dit betekent dat de overheidsvordering een roodstand tot gevolg kan hebben.
  3. De bank kan zich ten opzichte van de belastingdienst, wanneer zij zelf nog een vordering op de debiteur heeft, niet op verrekenen beroepen.

De overheidsvordering is beperkter dan een bankbeslag omdat deze alleen wordt toegepast op betaalrekeningen en niet op spaarrekening.
Aangezien er een roodstand kan ontstaan, is de overheidsvordering voor mensen met een laag inkomen een zeer ingrijpend middel. De betaling van de vaste lasten kan hierdoor in het gedrang komen. In het rapport Paritas Passé wordt de overheidsvordering als voorbeeld beschreven van een ongelijke incassobevoegdheid met ernstige gevolgen voor zowel de debiteur als andere crediteuren. N.a.v. het rapport Paritas Passé is geregeld dat achteraf op verzoek de overheidsvordering teruggedraaid kan worden voor zover men een lager bedrag aan bestaansmiddelen overhoudt dan de beslagvrije voet. Bij het verzoek moeten naast de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de beslagvrije voet ook de bankafschriften worden gevoegd.

Overheidsvordering, de voorwaarden

Voor de toepassing van de overheidsvordering gelden de volgende extra voorwaarden:

  • Er moet een dwangbevel zijn betekend.
  • Het openstaand bedrag van de belastingaanslag, waarvoor de overheidsvordering wordt gedaan, mag niet meer bedragen dan €1000.
  • Het bedrag van de overheidsvordering bedraagt ten hoogste €500.
  • De ontvanger mag per belastingaanslag maximaal twee keer per maand een overheidsvordering doen.
  • De overheidsvordering mag worden gesplitst in deelvorderingen (bijvoorbeeld 3 x €166). Opsplitsing in deelvordering vergroot namelijk de kans dat de vordering (gedeeltelijk) wordt geïncasseerd. Zie volgende punt.
  • De bank voert de overheidsvordering of deelvordering alleen uit wanneer de bestedingsruimte (= saldo + maximale debetsaldo) op de rekening toereikend is.
  • De overheidsvordering wordt bij dezelfde belastingaanslag gedurende een aaneengesloten periode van maximaal 3 maanden gedaan. Wanneer de belastingaanslag dan nog niet is ingevorderd zal de ontvanger een ander middel moeten kiezen.


Bekijk de rekenvoorbeelden

Belastingschulden en wsnp

Indien de rechtbank de debiteur toelaat tot de wsnp dient de ontvanger de invorderingsmaatregelen te stoppen en de belastingschuld ter verificatie aan te melden bij de bewindvoerder.
Wanneer ná toelating tot de wsnp een belastingschuld ontstaat, dient vastgesteld te worden of de schuld meegenomen moet worden in de wsnp. Dit is het geval indien de belastingschuld betrekking heeft op een periode vóór datum toelating WSNP (materieel criterium). De ontvanger dient de schuld dan ter verificatie aan te melden bij de bewindvoerder.
Wanneer de belastingschuld betrekking heeft op een periode ná toelating wsnp dient (volgens de Leidraad invordering) de ontvanger te overleggen met de bewindvoerder of de schuld uit de boedel voldaan moet worden. Wanneer dit niet kan, gelden de normale regels (eventueel kwijtschelding, betalingsregeling e.d.).

Belastingschulden na minnelijk traject of WSNP (schone lei)

Wanneer het minnelijk traject of WSNP met succes is afgerond kan het gebeuren dat er nog een belastingaanslag wordt opgelegd  die betrekking heeft op de periode waarin het minnelijk traject of de wsnp van toepassing was. De belastingdienst zal dan op verzoek afzien van invordering mits aannemelijk is dat de schuldhulpverlenende instelling of de bewindvoerder:

  • de aan de betreffende aanslag voorafgaande voorlopige aanslagen / teruggaven voldoende op juistheid heeft getoetst; en
  • over de resultaten van die toetsing in voorkomend geval tijdig contact heeft opgenomen met de belastingdienst.

Kosten invordering belastingschulden

Als de belastingdienst een te betalen aanslag oplegt is de belastingschuldige belastingrente verschuldigd. De belastingrente wordt berekend vanaf 1 juli na het jaar waarop de belastingaanslag betrekking heeft tot de datum die op het aanslagbiljet staat. Dus over het belastingjaar 2020 is belastingrente verschuldigd vanaf 1 juli 2021.
Vanaf het moment dat de betalingstermijn die op het aanslagbiljet staat is verstreken, wordt invorderingsrente in rekening gebracht. Dit geldt ook wanneer de ontvanger uitstel van betaling verleent.

De hoogte van de kosten voor het versturen van een aanmaning, het betekenen van een dwangbevel en beslag op de inboedel zijn geregeld in de Kostenwet invordering rijksbelastingen. Tegen de hoogte van deze kosten kan binnen 6 weken een bezwaarschrift en bij afwijzing beroep bij de rechtbank worden ingediend. Het bezwaar en beroep kan niet gegrond zijn op de stelling dat de aanslag, de aanmaning en/of het dwangbevel niet ontvangen is.